ECLI:NL:RBZWB:2023:2387

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
22/3014
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, een inwoner van [plaats], bezwaar had aangetekend tegen een beslissing van de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard door de inspecteur omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagtekening van de aanslag op 20 november 2019 was en dat het bezwaarschrift met dagtekening 22 februari 2020 niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De belanghebbende heeft geen redenen opgegeven voor de termijnoverschrijding, waardoor er geen verontschuldiging voor het verzuim kon worden aangenomen. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk ongegrond en heeft zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep zich richtte tegen de ambtshalve beslissing van de inspecteur om de aanslag niet te verminderen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3014

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Op 20 oktober 2020 heeft de rechtbank uitspraak gedaan waarbij de inspecteur is opgedragen om een brief van belanghebbende met dagtekening 22 februari 2020 in behandeling te nemen als een bezwaarschrift voor zover dat is gericht tegen de aanslag motorrijtuigenbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] .Y.9.7 [1] .
In het besluit van 20 augustus 2021 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk ongegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk ongegrond is.
De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat de dagtekening van de aanslag 20 november 2019 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden.
Het bezwaarschrift met dagtekening 22 februari 2020 is niet tijdig ingediend.
Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
De inspecteur heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.
Ambtshalve beslissing
Voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing van de inspecteur om de aanslag niet ambtshalve te verminderen, verklaart de rechtbank zich kennelijk onbevoegd. Het gaat namelijk om een beslissing op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Een dergelijke beslissing is niet voor (bezwaar en) beroep vatbaar.
Rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het zich richt tegen de uitspraak op bezwaar;
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep zich richt tegen de ambtshalve beslissing.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 7 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.