ECLI:NL:RBZWB:2023:2382
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren inzake loonheffingen
Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-22_4453, waarin belanghebbende in beroep ging tegen de beslissing van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had de bezwaren van belanghebbende tegen de inhouding van loonheffingen over de tijdvakken van 9 november 2020 tot en met 31 december 2020 en van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet tijdig waren ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift, gedateerd op 22 februari 2022, pas op 8 maart 2022 door de inspecteur was ontvangen, en dat dit dus niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Belanghebbende heeft in het beroep geen redenen aangevoerd voor deze termijnoverschrijding, waardoor de rechtbank oordeelt dat de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep betrekking heeft op de ambtshalve beslissing van de inspecteur om niet tegemoet te komen aan de bezwaren. Deze beslissingen zijn niet vatbaar voor bezwaar en beroep, en rechtsmiddelen kunnen enkel worden aangewend bij de civiele rechter. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er mogelijkheden zijn om het inhoudelijke geschil over de pensioenuitkering aan de belastingrechter voor te leggen, maar dat dit niet in deze procedure kan worden behandeld. De rechtbank heeft de beslissing genomen zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het beroep kennelijk ongegrond was. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.