ECLI:NL:RBZWB:2023:2379

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
BRE-22-4872
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen niet-ontvankelijk verklaring van belastingaanslagen 2015

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-22-4872, waarin belanghebbende, een inwoner van België, bezwaar heeft aangetekend tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. Het betreft de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, alsook de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet over het jaar 2015. De inspecteur had het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Echter, de rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en verklaart het beroep gegrond.

De rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd en de inspecteur opgedragen om nieuwe uitspraken op bezwaar te doen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 837, en het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50. De rechtbank heeft de zaak terugverwezen voor een inhoudelijke behandeling, aangezien het beroep kennelijk gegrond is. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/4872 en 22/4874

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], België, belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraken op bezwaar tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet over het jaar 2015 met aanslagnummers [aanslagnummer]H.56.01. en [aanslagnummer]W.56.01.4.
De inspecteur is van mening dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De inspecteur acht gelet op de feitelijke situatie de termijnoverschrijding verschoonbaar en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en verzoekt om de zaak terug te verwijzen voor een inhoudelijke behandeling.
Het beroep is kennelijk gegrond. De rechtbank zal de zaak terugwijzen.
Griffierecht
Nu het beroep kennelijk gegrond is, dient de inspecteur op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb, aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
Proceskosten
De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor juridische bijstand in de beroepsfase vast op € 837. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1). De rechtbank neemt daarbij samenhang aan tussen de beide zaken.
Voor een vergoeding van kosten in bezwaar is op dit moment geen plaats, nu opnieuw op bezwaar moet worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- draagt de inspecteur op nieuwe uitspraken op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten ten bedrage van € 837;
- bepaalt dat de inspecteur het door belanghebbende betaald griffierecht van € 50 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 7 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.