ECLI:NL:RBZWB:2023:237

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
BRE-22-4265
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die op 20 juli 2022 was gedaan. Het beroep betrof een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2020, inclusief een verzuimboete en belastingrente. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt er een termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift, die begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 31 augustus 2022. De belanghebbende heeft het beroepschrift echter pas op 6 september 2022 op de post gedaan, wat na de termijn was. De rechtbank heeft geen bewijs gevonden dat het beroepschrift eerder ter post was bezorgd. De belanghebbende heeft ook geen verschoonbare redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4265

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , te [vestigingsplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. E.F.M. Baert),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 20 juli 2022 beroep ingesteld. Het beroep ziet op de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2020 met aanslagnummer [aanslagnummer] V.06.0112. en de bij beschikking opgelegde verzuim boete en belastingrente.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post (PostNL) wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 20 juli 2022 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 31 augustus 2022.
Belanghebbende heeft het beroepschrift per post verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 6 september 2022 op de post is gedaan.
Belanghebbende geeft aan dat hij het beroep op 18 augustus 2022 ter post heeft aangeboden bij het (nieuwe) postagentschap te Apeldoorn. Het is belanghebbende niet duidelijk waarom het beroepschrift pas op 7 september 2022 bij de rechtbank is ontvangen.
Het beroepschrift is dus niet-tijdig ingediend. Het beroepschrift is weliswaar op 7 september 2022, dus een week na afloop van de termijn, ontvangen bij de rechtbank, maar het is gelet op de datum van de poststempel (6 september 2022) niet aannemelijk dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Belanghebbende heeft wel aangevoerd dat het beroepschrift op 18 augustus 2022 ter post is bezorgd, maar die stelling is niet aannemelijk gemaakt met enig bewijsstuk.
Belanghebbende merkt nog op dat de rechtsmiddelverwijzing van de uitspraak op bezwaar vermeld dat een beroepschrift tijdig is ingediend als het bij verzending per post niet later dan een week na afloop van de termijn door de rechtbank is ontvangen. Belanghebbende miskent daarmee echter dat daarbij ook is vermeld dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post moet zijn bezorgd, zoals ook in de wet is bepaald. Zoals hiervoor al is geconcludeerd is dat hier niet het geval
Belanghebbende heeft verder geen redenen aangevoerd voor de overschrijding van de beroepstermijn. Er zijn dus geen omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 20 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.