ECLI:NL:RBZWB:2023:234

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
BRE-22-2136
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring en ambtshalve beslissing inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting

Op 20 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2016 en 2017. De inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn en weigerde ambtshalve vermindering van de aanslagen. De rechtbank beoordeelde de niet-ontvankelijkverklaring en oordeelde dat het bezwaar inderdaad niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 10 mei 2021, terwijl het bezwaarschrift pas op 20 mei 2021 was ontvangen. De rechtbank concludeerde dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding, waardoor de niet-ontvankelijkverklaring terecht was.

Daarnaast verklaarde de rechtbank zich onbevoegd voor zover het beroep zich richtte tegen de ambtshalve beslissing van de inspecteur, aangezien deze beslissing niet voor bezwaar en beroep vatbaar is. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens waren met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/2136 en 22/2137

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft bij brief van 17 mei 2021 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2016 en 2017 met aanslagnummers [aanslagnummer] F.6501. en [aanslagnummer] F.7501.
De inspecteur heeft twee beslissingen genomen naar aanleiding van de brief van 17 mei 2021. Ten eerste is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Ten tweede heeft de inspecteur besloten om de aanslag niet ambtshalve te verminderen omdat belanghebbende er niet in is geslaagd in de op hem berustende bewijslast om aan te tonen dat de aanslagen tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld (hierna: de ambtshalve beslissing).
Belanghebbende heeft hiertegen een beroepschrift ingediend. De rechtbank gaat op beide beslissingen in.

Overwegingen

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk ongegrond is.
De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het bezwaarschrift per post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij verweerder is ontvangen. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat de dagtekening van de aanslagen 27 maart 2021 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 10 mei 2021.
Het bezwaarschrift met dagtekening 17 mei 2021 is bij de inspecteur ontvangen op 20 mei 2021. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
Belanghebbende heeft hiervoor geen reden gegeven. Er zijn dus geen omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
De inspecteur heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom in zoverre kennelijk ongegrond.
Ambtshalve vermindering
Voor zover het beroep zich richt tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering, heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard. Het betreft namelijk een beslissing op grond van artikel 65 van de AWR. Dat is niet een voor (bezwaar en) beroep vatbare beslissing. Rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep is gericht tegen de ambtshalve beslissing.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 20 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.