ECLI:NL:RBZWB:2023:232
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens ontbreken machtiging
Op 20 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-22-2671, waarbij het beroep van de belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, die op 15 april 2022 was gedaan. Het beroep betrof de vastgestelde waarde van een onroerend goed, maar de gemachtigde van de belanghebbende had verzuimd een machtiging in te dienen waaruit bleek dat hij bevoegd was om namens de belanghebbende op te treden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde geen machtiging had bijgevoegd bij het beroepschrift, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om dit verzuim te herstellen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft ook het verzoek van de belanghebbende om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn afgewezen, omdat deze termijn in eerste aanleg niet was overschreden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.