ECLI:NL:RBZWB:2023:2316

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
BRE 1314 tot en met 21/1320 en 21/5252 tot en met 21/5258
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de Verordening bedrijveninvesteringszone en de BIZ-bijdrage in de gemeente Breda

Op 5 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbenden beroep aantekenden tegen de beslissingen van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda over de BIZ-bijdrage voor de jaren 2020 en 2021. De rechtbank beoordeelt of de Verordening bedrijveninvesteringszone (BIZ) onverbindend is, zoals door de belanghebbenden is gesteld. De belanghebbenden betogen dat de draagvlakmeting niet correct is uitgevoerd en dat de Verordening niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De rechtbank concludeert dat de Verordening op 1 januari 2020 in werking is getreden en dat de draagvlakmeting op een zorgvuldige manier is uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat er voldoende steun is voor de BIZ-bijdrage, en dat de heffingsambtenaar de aanslagen terecht heeft opgelegd. De rechtbank wijst de beroepen van de belanghebbenden af en verklaart deze ongegrond. De belanghebbenden krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/1314 tot en met 21/1320 en 21/5252 tot en met 21/5258

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 april 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende 1], gevestigd te [plaats] (BRE 21/1314 en 21/5252),

[belanghebbende 2], gevestigd te [plaats] (BRE 21/1315 en 21/5258),
[belanghebbende 3], gevestigd te [plaats] (BRE 21/1316 en 21/5253),
[belanghebbende 4], gevestigd te [plaats] (BRE 21/1317 en 21/5255),
[belanghebbende 5], gevestigd te [plaats] (BRE 21/1318 en 21/5257),
[belanghebbende 6], gevestigd te [plaats] (BRE 21/1319 en 21/5254)
[belanghebbende 7], gevestigd te [plaats] (BRE 21/1320 en 21/5256),
samen: belanghebbenden,
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda (Belastingsamenwerking West-Brabant),de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbenden tegen de separate uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 12 februari 2021 inzake de BIZ-bijdrage voor het jaar 2020.
1.1.
Daarnaast beoordeelt de rechtbank het rechtstreekse beroep van belanghebbenden tegen de aanslagen van 31 maart 2021 inzake de BIZ-bijdrage voor het jaar 2021. De heffingsambtenaar heeft bij brief van 1 december 2021 ingestemd met het rechtstreekse beroep van belanghebbenden.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft voor de belastingjaren 2020 en 2021 aan belanghebbenden ieder afzonderlijk een aanslag op grond van Verordening bedrijveninvesteringszone [locatie] 2020-2024 (de Verordening) opgelegd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van het belastingjaar 2020 het bezwaar van belanghebbenden ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de betreffende aanslag gehandhaafd.
1.4.
Tussen de belanghebbenden en de heffingsambtenaar lopen (identieke) beroepsprocedures ten aanzien van de BIZ-bijdrage voor de jaren 2020 en 2021. In dat kader heeft de heffingsambtenaar, (identieke) verweerschriften ingediend.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft hangende de beroepsprocedure op 26 juli 2021 en 24 november 2022 stukken aan de rechtbank overgelegd en beide keren een beroep op (gedeeltelijke) geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb gedaan. Deze stukken zijn ook in een geschoonde versie aan belanghebbenden overgelegd.
1.6.
De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft op 21 december 2021 en op 5 december 2022 op het beroep van de heffingsambtenaar op (gedeeltelijke) geheimhouding van bepaalde stukken beslist. De beslissingen van de geheimhoudingskamer zijn gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder respectievelijk ECLI:NL:RBZWB:2021:6515 en ECLI:NL:RBZWB:2022:7324.
1.7.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbenden en [directeur belanghebbende 1] (directeur van [belanghebbende 1], hierna: Evers) en namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar], [heffingsambtenaar] en [heffingsambtenaar].
1.8.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld dat de heffingsambtenaar in de gelegenheid wordt gesteld te reageren op ter zitting door belanghebbenden opgeworpen vragen. Daarnaast hebben partijen op zitting ermee ingestemd dat, na ontvangst van de reactie van de heffingsambtenaar en doorzending daarvan aan belanghebbenden, een nadere mondelinge behandeling (zitting) van de beroepen niet nodig is.
1.9.
De rechtbank heeft bij brief van 12 december 2022 de heffingsambtenaar gevraagd om uiterlijk op 9 januari 2023 te reageren op dat wat ter zitting is besproken. Na ontvangst van de reactie van de heffingsambtenaar is een afschrift daarvan bij brief van 11 januari 2023 naar de wederpartij doorgestuurd. De rechtbank heeft gelijktijdig het onderzoek gesloten en aangekondigd binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn verlengd.
1.10.
Van de zitting is een proces-verbaal gemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

Feiten

2. De notaris heeft, voor zover van belang, vastgelegd:
in de ‘Proces verbaal akte Inzake draagvlakmeting bedrijveninvesteringszone [locatie]’:
Heden drie december tweeduizend negentien, verklaar ik, (…) notaris met plaats van vestiging [plaats] het navolgende:
A.
WET OP DE BEDRIJVENINVESTERINGSZONES

Mij, notaris, is ten behoeve van de publiekrechtelijke rechtspersoon de Gemeente Breda, (…), verzocht aanwezig te zijn bij en toezicht te houden op het tellen van de stemmen die uitgebracht zijn in het kader van de draagvlakmeting bedrijveninvesteringszone [locatie] te [plaats].

VERORDENING
De gemeenteraad van de gemeente Breda heeft in haar openbare raadsvergadering van
negen en twintig augustus tweeduizend negentien (29-08-2019) de "Verordening bedrijveninvesteringszone [locatie] 2020-2024" vastgesteld (hierna te noemen: “de verordening”).
(…)
Een kopie van de verordening is als BIJLAGE 1 aan deze akte gehecht.
Deze verordening treedt in werking de eerste dag nadat het college van Burgemeester --
en Wethouders heeft bekend gemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 -
van de Wet op de Bedrijveninvesteringszones (hierna te noemen: de Wet) is gebleken.
STEMBILJETTEN
De gemeente Breda heeft in het kader van de draagvlakmeting, welke op grond van de -
Wet dient te worden uitgevoerd, stembiljetten verspreid onder de stemgerechtigden.
Bij het verspreiden van de stembiljetten is aangegeven dat deze biljetten uiterlijk acht en
twintig november tweeduizend negentien (28-11-2019) vóór zeventien uur (17:00 uur)
door mij, notaris dienden te zijn ontvangen. De wijze waarop kon worden gestemd en
hoe, waar en wanneer de stembiljetten konden worden ingediend is beschreven in de
notitie getiteld “Draagvlakmeting Bedrijveninvesteringszone [locatie] 2020-2024’ van welke notitie een kopie als BIJLAGE 2 aan deze akte is gehecht.
Onderstaande ontvangen stembiljetten zijn aan deze akte gehecht.
DE UITGEBRACHTE STEMMEN CONFORM DE STEMBILJETTEN
Heden vanaf ongeveer negen uur (09:00 uur) heb ik, notaris, mij bevonden op mijn
kantoor (…) te [plaats] teneinde de door mij, notaris, ontvangen stembiljetten te tellen.
Mij, notaris, is gebleken dat:
1.
er vier en vijftig (54) stembiljetten tijdig door mij zijn ontvangen, waarvan de stem als geldig is beoordeeld en die voor hebben gestemd;
2.
er drie en twintig (23) stembiljetten tijdig door mij zijn ontvangen, waarvan de stem als geldig is beoordeeld en die tegen hebben gestemd;
3.
er nul (0) stembiljetten tijdig door mij zijn ontvangen, waarvan de stem als ongeldig is beoordeeld;
4.
er een (1) stembiljet na acht en twintig november tweeduizend negentien (28-11 2019) zeventien uur (17:00 uur) door mij is ontvangen, waarvan de stem derhalve als ongeldig is beoordeeld.’
in de ‘Aanvullende proces verbaal akte Inzake draagvlakmeting bedrijveninvesteringszone [locatie]’ van 23 november 2022:
A.
WET OP DE BEDRIJVENINVESTERINGSZONES
Mij, notaris, was ten behoeve van de publiekrechtelijke rechtspersoon de Gemeente
Breda, gevestigd te [plaats], (…), verzocht aanwezig te zijn bij en toezicht te houden op het tellen van de stemmen die uitgebracht zijn in het kader van de draagvlakmeting bedrijveninvesteringszone [locatie] te [plaats].
Op drie december tweeduizend negentien heeft het tellen van de stemmen op mijn
kantoor (…) plaats gevonden en daarvan is op die datum tevens een proces verbaal akte opgemaakt.
EXCEL SHEET en WOZ waardes

Van de zijde van de Gemeente Breda was destijds aan mij, notaris, een Excel bestand ter beschikking gesteld. Daarin zijn door de gemeente Breda de eigenaren aangegeven alsmede de waarden (vastgesteld volgens de Wet waardering onroerende zaken) van de bij de stemming betrokken onroerende zaken. Een print van bedoeld excel sheet is aan vorenbedoelde proces verbaal akte gehecht.

GETELDE STEMMEN
In vorenbedoelde proces verbaal akte zoals die op drie december tweeduizend
negentien is verleden is gemeld:
a.
hoeveel stembiljetten door mij, notaris, waren ontvangen waarvan de stemmen voor zijn uitgebracht;
b.
hoeveel stembiljetten door mij, notaris, waren ontvangen waarvan de stemmen tegen zijn uitgebracht;
c.
hoeveel stembiljetten tijdig door mij, notaris, tijdig waren ontvangen welke als ongeldig zijn aangemerkt; en
d.
dat één stembiljet te laat door mij, notaris, is ontvangen en waarvan de stem om die reden ongeldig is verklaard.
VERZOEK TOT OPTELLEN VAN DE WOZ WAARDEN
De gemeente Breda heeft aangegeven dat ze een aanvullend proces verbaal akte wenst te ontvangen waarin de WOZ waarden van de registergoederen, waarvan de
betreffende stembiljetten aangaven dat vóór respectievelijk tégen werd gestemd, worden opgeteld.
OPTELLEN VAN ALLE WOZ WAARDEN
Ter uitvoering van bedoeld verzoek heb ik, notaris, het destijds door de gemeente Breda aangeleverde excel-bestand bewerkt en daarin twee nieuwe kolommen toegevoegd. Te weten een kolom waarin alle WOZ waardes van de vóór stemmers worden aangegeven en een kolom van de WOZ waardes van de tégen stemmers worden aangegeven.
Een print, bestaande uit drie pagina’s, uit bedoeld bewerkt exel bestand is aan deze akte gehecht. Op bedoelde print zijn onder andere zichtbaar:
-
een kolom met vermelding van de straatnaam;
-
een kolom met vermelding van de huisnummers;
-
een kolom met vermelding van de destijds door de gemeente Breda aangegeven WOZ waarden van alle vóór stemmers; en
-
een kolom met vermelding van de destijds door de gemeente Breda aangegeven
WOZ waarden van alle tégen stemmers.
De kolommen met vermelding van de destijds door de gemeente Breda aangegeven
WOZ waarden zijn iets donkerder gekleurd.
Bij het optellen van alle WOZ waarden van allevóór stemmerskomt men op een
eindbedrag vanzes en veertig miljoen een honderd negentig duizend euro
(€ 46.190.000,00).
Bij het optellen van alle WOZ waarden van alletégen stemmerskomt men op een
eindbedrag van een endertig miljoen drie honderd zes en zestig duizend euro
(€ 31.366.000,00).
2.1. ‘
‘Stichting BIZ [locatie]’ is bij akte van 21 juni 2019 opgericht (de stichting). De statutaire doelstelling luidt als volgt:
het bevorderen van de leefbaarheid en/of veiligheid en/of ruimtelijke kwaliteit en/of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone in de openbare ruimte van het werkingsgebied bedrijventerrein "[locatie]" te [plaats], hierna ook te noemen: "BI-zone", een en ander onder de noemer: 'schoon, veilig, geordend en georganiseerd;
het in stand houden en verbeteren van de beeldkwaliteit van de BI-zone;
het benutten van kansen op het gebied van duurzaamheid;
het samenwerken met andere bedrijventerreinen en overheden in en rondom [plaats];
het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
2.2.
De gemeente Breda en de stichting hebben Uitvoeringsovereenkomst Bedrijveninvesteringszone “[locatie]" gesloten.
2.3.
De heffingsambtenaar heeft van iedere belanghebbende middels een aanslag voor de jaren 2020 en 2021 een BIZ-bijdrage geheven, omdat het heffingsobject (onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient) in het aangewezen gebied [locatie] in de gemeente [plaats] is gelegen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de aanslagen terecht aan belanghebbenden zijn opgelegd. Specifiek is in geschil of de Verordening onverbindend is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbenden. De hoogte van de aanslagen is niet in geschil.
3.1.
Voor de beoordeling van de beroepen is het juridisch kader te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
De gronden van belanghebbenden hebben betrekking op de uitgevoerde draagvlakmeting, de voorbereiding tot vaststelling van de Verordening, de formulering van de statutaire doelstelling van Stichting BIZ [locatie] en het ontbreken van een begroting en jaarplan. Belanghebbenden hebben geen gronden aangevoerd tegen de beslissingen van de geheimhoudingskamer.
Is de Verordening in werking getreden: is de draagvlakmeting juist uitgevoerd?
4. Belanghebbenden hebben ten aanzien van de draagvlakmeting het volgende aangevoerd. De in de Wet BIZ geregelde draagvlakmeting is niet op correcte wijze uitgevoerd. Niet is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 5 van de Wet BIZ. De Verordening kan daarom nimmer in werking zijn getreden. Belanghebbenden hebben aangevoerd dat het niet te controleren is aan wie stembiljetten zijn uitgereikt. Belanghebbenden lezen uit de memorie van toelichting dat alle huurders in een bedrijfsverzamelgebouw een stem krijgen. Daarnaast willen belanghebbenden controleren of alle WOZ-objecten en de juiste gebruikers voor de draagkrachtmeting zijn aangeschreven. Ook willen belanghebbenden controleren welke WOZ-waarde voor de draagvlakmeting is gebruikt.
4.1.
De heffingsambtenaar heeft het standpunt ingenomen dat in artikel 4 van de Verordening is bepaald dat de BIZ-bijdrage van de gebruiker van de onroerende zaak, het WOZ-object, wordt geheven. Inzake de bijdrageplicht heeft de gemeente de objectafbakening gevolgd. Er moet dus sprake zijn van een WOZ-object. Indien er sprake is van leegstand, wordt de eigenaar van dat WOZ-object aangeschreven. Bij een bedrijfsverzamelgebouw kan sprake zijn van onvoldoende zelfstandigheid, aldus de heffingsambtenaar.
4.2.
In artikel 1, derde en vierde lid, van de Wet BIZ is geregeld dat bij Verordening wordt bepaald of de BIZ-bijdrage wordt geheven van eigenaren en/of gebruikers. Artikel 2, eerste lid, van de Wet BIZ bepaalt dat de heffingsmaatstaf van de BIZ-bijdrage de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor de onroerende zaak vastgestelde waarde (WOZ-waarde) is.
4.3.
In parlementaire geschiedenis [1] bij de totstandkoming van de Wet BIZ is in het kader van de draagvlakmeting opgemerkt (voor zover van belang):
‘Voor de draagvlakmeting mag de gemeente uitgaan van de bij haar op het geëigende moment bekende gegevens, zoals deze blijken uit de WOZ-administratie. De wet schrijft dit echter niet expliciet voor. Doorgaans zal het biljet worden gestuurd naar degene die de OZB-bijdrage betaalt.
(…)
‘Veelal is de bijdrage laag, de betrokkenheid van gebruikers (zzp-ers, particulieren) bij het gebied beperkt en de bereidheid om te stemmen gering. Omdat de stem van een huurder van een eenheid in een bedrijfsverzamelgebouw even zwaar telt als een gebruiker van een groot pand die veel bijdraagt is het mogelijk dat kleine bijdrageplichtigen een initiatief blokkeren. Deze situatie wordt door sommigen als onredelijk ervaren. Dit wetsvoorstel verandert de beschreven situatie echter niet. Voor een bedrijveninvesteringszone is een bepaalde mate van steun van de in de zone aanwezige ondernemers noodzakelijk. Daarbij wordt niet van belang geacht of sprake is van grote ondernemingen of kleine. Wel wordt, wanneer de BIZ-heffing wordt gebaseerd op de WOZ-waarde, voorgeschreven dat de som van de WOZ waarden van bijdrageplichtigen die zich hebben uitgesproken voor inwerkingtreding hoger moet zijn dan de som van de WOZ waarden van bijdrageplichtigen die zich hebben uitgesproken tegen inwerkingtreding.
(…)
De heffingsmaatstaf van de BIZ-bijdrage is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde’
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.1.
Uit het systeem van de Wet BIZ volgt dat de BIZ-bijdrage van de gebruiker en/of de eigenaar van de onroerende zaak wordt geheven en dat de vastgestelde WOZ-waarde van die onroerende zaak de heffingsmaatstaf vormt voor de BIZ-bijdrage. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat de BIZ-bijdrage wordt geheven van degene aan wie de WOZ-waarde bekend is gemaakt [2] . In het geval sprake is van meerdere gebruikers (bijvoorbeeld huurders) vindt de bekendmaking plaats aan één van hen. [3] De heffingsambtenaar heeft gesteld dat bij het uitreiken van de stembiljetten degenen zijn aangeschreven die op dat moment als gebruiker van het WOZ-object bekend waren zoals geregistreerd in de WOZ-administratie van de gemeente en dat aan de hand van die administratie 111 stembiljetten ten behoeve van de draagvlakmeting zijn uitgereikt. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de WOZ-administratie van de gemeente waarvan gebruik is gemaakt voor de draagvlakmeting. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar voldoende gemotiveerd waarom de door belanghebbenden opgesomde (WOZ) objectnummers niet in de lijst van de notaris voorkomen.
4.4.2.
Dat in het geval van één onroerende zaak waarvoor een WOZ-waarde is vastgesteld sprake is van meerdere huurders (gebruikers) is door de wetgever onderkend (zie 4.3). Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat iedere huurder een stembiljet in het kader van de draagvlakmeting moet krijgen. Een bijdrageplichtige voor de Wet BIZ is immers de gebruiker dan wel de eigenaar aan wie de WOZ-waarde van de onroerende zaak is bekendgemaakt.
4.4.3.
De rechtbank ziet ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen door de notaris in de akten is vastgelegd. Een notaris is immers op grond van zijn ambtseed verplicht om zijn taak eerlijk, nauwgezet en onpartijdig uit te voeren. Door de notaris is vastgelegd dat 78 stemgerechtigden hun stem hebben uitgebracht. Dit betekent dat ten minste de helft van de stemgerechtigden (bijdrageplichtigen) zich hebben uitgesproken. Daarnaast heeft de notaris vastgesteld dat 54 stemgerechtigden, en dus meer dan tweederde deel van het aantal uitgebrachte stemmen, vóór inwerkingtreding van de Verordening hebben gestemd. Tot slot heeft de notaris vastgesteld dat de som van de WOZ waarden van de vóór-stemmers hoger is dan de som van de WOZ waarden in gebruik bij danwel in eigendom van bijdrageplichtigen die zich hebben uitgesproken tegen inwerkingtreding.
4.4.4.
Gelet op dat wat is overwogen, is het de rechtbank niet gebleken dat de draagvlakmeting onjuist is uitgevoerd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda heeft op 31 december 2019 in Gemeenteblad 2019, 316618 bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de Wet BIZ is gebleken. De Verordening is vervolgens op 1 januari 2020 in werking getreden.
Is de Verordening onverbindend?
5. Belanghebbenden hebben gesteld dat de Verordening onverbindend moet worden verklaard dan wel buiten toepassing moet worden gelaten. Daarbij doen belanghebbenden een beroep op artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht [4] . Volgens belanghebbenden blijkt uit de onderzoeksresultaten BIZ-onderzoek [locatie] dat slechts 19 ondernemers een volledige enquête over de instelling van een bedrijveninvesteringszone hebben ingevuld, terwijl uiteindelijk van 71 ondernemers een BIZ-bijdrage is geheven. Ook is niet gevraagd naar de mening van ondernemers over het instellen van een bedrijveninvesteringszone in [locatie]. De uitslag van de enquête kan derhalve niet als representatieve afspiegeling van de ondernemers worden gezien. Daarnaast stellen belanghebbenden dat er weliswaar is gestemd, maar niet duidelijk waarover is gestemd. Bij de draagvlakmeting was niet duidelijk waar de gelden (bijdragen) voor bestemd waren.
5.1.
De heffingsambtenaar heeft het volgende aangevoerd. De draagvlakmeting is bepalend voor de vraag of er voldoende draagvlak is voor de BIZ en niet een enquête in de voorbereidende fase. Daarmee is de vraag of en in hoeverre de enquête in de voorbereidende fase representatief zou zijn niet van belang. De raad heeft voor de vaststelling van de Verordening alle van belang zijnde elementen zoals tarief, maatstaf, BIZ gebied, soort activiteiten bezien en op voorstel van het college de Verordening op 29 augustus 2019 in een openbare raadsvergadering vastgesteld. In het begeleidend schrijven (brief van 31 oktober 2019) bij het versturen van de stembiljetten zijn ook bijlagen meegestuurd, waaronder een brief van [center] en het BIZ-plan [locatie]. Nu informatie is verstrekt, is volgens de heffingsambtenaar voldaan aan artikel 4, derde lid, van de Wet BIZ.
5.2.
De rechtbank moet beoordelen of bij het vaststellen van de Verordening sprake was van een zorgvuldige besluitvorming en of de in de Verordening neergelegde keuzes deugdelijk zijn gemotiveerd (exceptieve toets). Als dat niet is gebeurd en de rechtbank daardoor niet kan beoordelen of sprake is van strijdigheid met hogere wetgeving, van schending van algemene rechtsbeginselen of algemene beginselen van behoorlijk bestuur, dan kan de Verordening buiten toepassing worden gelaten en de daarop gebaseerde aanslagen worden vernietigd. [5]
5.3.
De door belanghebbenden aangevoerde gronden falen. Dat het voor belanghebbenden onduidelijk was waar de gelden voor bestemd waren, kan niet leiden tot het onverbindend verklaren van de Verordening. Bij brief van 5 december 2018 is aan de ondernemers in [locatie] kenbaar gemaakt dat het bestuur van [bestuur] en de gemeente [plaats] de mogelijkheden voor een BIZ aan het onderzoeken zijn. Ook is in die brief een informatiebijeenkomst aangekondigd. Het resultaat van dat onderzoek is op 30 januari 2019 (resultaten van de enquête) vastgelegd. Uit dat onderzoek blijkt dat naar de mening van ondernemers is gevraagd over onder de onderwerpen ‘Groen/Grijs onderhoud’. ‘Beveiliging’ en ‘Duurzaamheid’. Al deze onderworpen komen ook terug in het BIZ-plan [locatie] 2020-2024 van 6 juni 2019, waarin een begroting is opgenomen. Daarover heeft er een stemming plaatsgevonden. Al met al is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van de Verordening. Er is dus geen reden om de Verordening buiten toepassing te laten.
Statutaire doelstelling in strijd met de Wet BIZ?
6. Volgens belanghebbende is de doelstelling van de stichting te ruim geformuleerd. De doelstelling van de stichting laat immers toe dat activiteiten die geen verband houden met artikel 7 van de Wet BIZ gefinancierd kunnen worden. Belanghebbende benoemt daarbij het "samenwerken met andere bedrijventerreinen en overheden in en rondom [plaats]" (de bepaling onder ‘d’ en de bepaling onder ‘e’ van de statutaire doelstelling).
Volgens de heffingsambtenaar is statutaire doelstelling in onderlinge samenhang als geheel in overeenstemming met de door de wetgever beoogde ruime wettelijke doelstelling als bedoeld in artikel 7, tweede lid aanhef en onder b, van de Wet BIZ.
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt. In de Wet BIZ is bepaald dat de BIZ-bijdrage een bestemmingsheffing is die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten in de openbare ruimte en op het internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone (artikel 1, lid 2). Het samenwerken met andere bedrijventerreinen en overheden in en rondom [plaats] is te scharen onder activiteiten in de openbare ruimte en op het internet, die zijn gericht op het bevorderen van de economische ontwikkeling van BI-zone. Deze bepaling is relevant omdat een deel van het bedrijventerrein [locatie] op Belgisch grondgebied ligt. De bepaling onder ‘e’ dient, door het woord ‘vorenstaande’ in samenhang met andere genoemde activiteiten te worden gelezen. De rechtbank is van oordeel dat de doelstelling van de stichting niet te ruim is geformuleerd. Deze beroepsgrond van belanghebbenden faalt eveneens.
Ontbreken begroting en jaarplan?
7. Belanghebbenden hebben gesteld dat bij het ontbreken van een (tijdig ingediend) activiteitenplan geen grondslag bestaat voor de heffing van BIZ-bijdragen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het verstrekken van inzicht in de activiteiten van de stichting en het afleggen van verantwoording daarover aan de ondernemers, wezenskenmerken zijn van de BIZ bijdrage. Het meerjarenplan dateert van 6 juni 2019 en is niet opgesteld door de daarvoor aangestelde stichting. De stichting was ten tijde van het opstellen van het meerjarenplan niet opgericht. De oprichtingsakte dateert immers van 21 juni 2019. Het
meerjarenplan bevat daarnaast geen specifiek voor het jaar 2020 opgesteld plan. Ter zitting hebben belanghebbenden hun beroepsgronden aangevuld ten aanzien van de kostendekkendheid van de BIZ-bijdragen. Volgens belanghebbenden dient de heffingsambtenaar iedere kostenpost te verantwoorden.
7.1.
De heffingsambtenaar heeft het volgende aangevoerd. In het ‘BIZ Plan [locatie] 2020-2024’ van 6 juni 2019 is een meerjarenplan opgenomen. In dat meerjarenplan is een jaarlijkse begroting opgenomen. De subsidie voor het jaar 2020 is op 1 juli 2021 vastgesteld. De subsidieaanvraag voor het jaar 2021 is vergezeld van het meerjarenplan 2020-2024 waarin, naast de begroting over 2020, de begroting voor 2021 is opgenomen.
7.2.
De rechtbank overweegt als volgt.
7.2.1.
In de uitvoeringsovereenkomst (zie 2.2) wordt naar het meerjarenplan verwezen, waarin een jaarlijkse begroting is opgenomen. De uitvoeringsovereenkomst is ook voorzien van het meerjarenplan. Dat het meerjarenplan niet door de stichting is opgesteld, wat daar ook van zij, maakt niet dat voor het jaar 2020 een activiteitenplan en een begroting ontbreekt. De stichting wenst kennelijk met de verwijzing naar het meerjarenplan 2020-2024 uitvoering te geven aan dat meerjarenplan waarin activiteiten en een begroting zijn opgenomen.
7.2.2.
Het beroep van belanghebbende op de kostendekkendheid van de BIZ-bijdragen merkt de rechtbank aan als een beroep op de limietoverschrijding. De bewijslast [6] ten aanzien van de feitelijke onderbouwing van het beroep op limietoverschrijding rust op belanghebbenden. Met de begroting in het meerjarenplan heeft de heffingsambtenaar inzicht gegeven in de lasten. Hierbij hoeft niet ten aanzien van alle in de begroting opgenomen posten zekerheid of een volledig inzicht te bestaan. Omdat de bewijslast van de feiten die overschrijding van de opbrengstlimiet onderbouwen op belanghebbenden rust, moeten zij voldoende gemotiveerd stellen waarom naar hun oordeel ten aanzien van een of meer bepaalde posten in de raming redelijke twijfel bestaat of sprake is van een ‘last ter zake’. De heffingsambtenaar heeft in dit geval met de verwijzing naar de begroting van 2020 en 2021 inzicht verschaft in de raming van de lasten.
7.2.3.
Belanghebbenden hebben ter zitting gesteld dat er een bedrag aan beveiliging wordt uitgegeven en de rest overheadkosten zijn waarvoor de BIZ-bijdrage niet voor is bedoeld. Met betrekking tot de kosten voor het secretariaat stelt belanghebbende dat de vereniging [bestuur] al over een eigen secretariaat beschikte. Het secretariaat werd ook uit de inkomstenbronnen van de vereniging betaald. De meeste kosten gaan naar beveiliging waar zij niets aan hebben, want er rijdt slechts een auto rond. Belanghebbenden hebben zelf voor de hoogst mogelijke beveiliging gezorgd. De kosten van beveiliging zijn voor bedrijven die geen eigen beveiliging hebben. Ten aanzien van de duurzaamheid is gesteld dat het plaatsen van zonnepanelen door de bedrijven zelf worden georganiseerd. Er zijn andere bedrijven die dat verzaken en daar betalen zij aan mee, aldus nog steeds belanghebbenden.
7.2.4.
Op grond van artikel 1 van de Wet BIZ is de BIZ-bijdrage een bestemmingsheffing die ten goede dient te komen aan de economische ontwikkeling van het gebied (de bedrijveninvesteringszone) waar de bijdrageplichtige ondernemers zijn gevestigd. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de door hem overgelegde stukken, zoals het meerjarenplan en de daarop gegeven toelichting bij brief van 9 januari 2023 voldoende inzicht heeft verschaft in de ramingen van baten en lasten ter zake van de heffing van BIZ-bijdragen. Uit deze stukken is niet gebleken dat de gelden uit de BIZ-bijdrage worden besteed aan publieke taken die de overheid ook zonder BIZ-bijdrage dient te verrichten. De heffingsambtenaar heeft ten slotte verklaard dat het college met toepassing van artikel 12, tweede lid, van de uitvoeringsovereenkomst toestemming heeft gegeven om het niet bestede subsidiebedrag van het jaar 2020 te verschuiven naar de volgende periode. Uit de ingebrachte stukken volgt dus niet dat de opbrengstlimiet is overschreden.

Conclusie en gevolgen

8.1.
De rechtbank is het met de heffingsambtenaar eens dat de Wet BIZ de mogelijkheid biedt voor het gebied [locatie] een bedrijveninvesteringszone in te stellen waarbinnen de kosten worden verhaald op de bijdrageplichtigen in het BIZ-gebied. De Verordening is op voldoende zorgvuldige wijze tot stand gekomen en per 1 januari 2020 in werking getreden. Niet is gebleken dat de opbrengsten van de BIZ-heffingen onjuist worden besteed of dat de opbrengstlimit wordt overschreden. De hoogte van de aanslagen is niet betwist.
8.2.
De beroepen zijn daarom ongegrond. Belanghebbenden krijgen het door hen betaalde griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzitter, en mr. T. Peters en mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 5 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
In de Wet op de bedrijveninvesteringszones (Wet BIZ) is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 1
De gemeenteraad kan onder de naam BIZ-bijdrage een belasting instellen ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente (bedrijveninvesteringszone) gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.
De BIZ-bijdrage is een bestemmingsheffing die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten in de openbare ruimte en op het internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.
Bij verordening wordt bepaald of de BIZ-bijdrage wordt geheven van:
eigenaren, waaronder voor de toepassing van deze wet worden verstaan degenen die bij het begin van het kalenderjaar van in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht,
gebruikers, waaronder voor de toepassing van deze wet worden verstaan degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruiken of
eigenaren en gebruikers.
Onverminderd het derde lid, onder b en c, kan de verordening bepalen dat indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar geen gebruiker kent, de van de gebruiker te heffen BIZ-bijdrage wordt geheven van de eigenaar.
(…).
Artikel 4
De verordening waarbij de BIZ-bijdrage wordt ingesteld treedt niet in werking dan nadat gebleken is van voldoende steun onder de bijdrageplichtigen.
Het college van burgemeester en wethouders stelt iedere bij de gemeente bekende bijdrageplichtige na vaststelling van de verordening in de gelegenheid zich schriftelijk voor of tegen inwerkingtreding uit te spreken. In afwijking van het peilmoment, bedoeld in artikel 1, derde en vierde lid, wordt degene die blijkens de bij de gemeente op dat moment bekende gegevens een onroerende zaak in de beoogde bedrijveninvesterings-zone gebruikt of daarvan het genot heeft aangemerkt als bijdrageplichtige.
Bij de toepassing van het tweede lid zorgt het college van burgemeester en wethouders dat alle bijdrageplichtigen zijn geïnformeerd over de strekking van de verordening.
Het college zorgt er voor dat de vertrouwelijkheid van de strekking van de schriftelijke verklaring van de bijdrageplichtige gewaarborgd is.
Artikel 5
1. Van voldoende steun is sprake indien na toepassing van artikel 4 blijkt dat:
ten minste de helft van de bijdrageplichtigen zich voor of tegen inwerkingtreding heeft uitgesproken,
ten minste tweederde deel daarvan zich vóór inwerkingtreding heeft uitgesproken, en
de som van de WOZ waarden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van onroerende zaken in gebruik bij danwel in eigendom van bijdrageplich-tigen die zich hebben uitgesproken vóór inwerkingtreding hoger is dan de som van de WOZ waarden in gebruik bij danwel in eigendom van bijdrageplichtigen die zich hebben uitgesproken tegen inwerkingtreding.
2. In afwijking van het eerste lid blijkt reeds van voldoende steun indien voldaan wordt aan de criteria, bedoeld in dat lid, onder a en b, indien de verordening voorziet in heffing van een voor iedere bijdrageplichtige gelijk bedrag als bedoeld in artikel 2, zesde lid.
3. (…)
Artikel 7
De opbrengst van de BIZ-bijdrage wordt als subsidie verstrekt aan de bij de verordening aangewezen vereniging of stichting. De perceptiekosten kunnen hierop in mindering worden gebracht indien dit in de verordening is bepaald.
De verordening wijst uitsluitend als vereniging of stichting aan:
een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid:
1°. waarvan alle beoogde bijdrageplichtigen lid zijn of dit desgewenst met onmiddellijke ingang kunnen worden,
2°. waarvan de contributie op jaarbasis niet hoger is dan € 50,–, en
3°. die als statutaire doelstelling uitsluitend heeft het uitvoeren van activiteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, of
een stichting:
1°. waarvan ten minste tweederde van de leden van het bestuur afkomstig is uit de kring van beoogde bijdrageplichtigen, en
2°. die als statutaire doelstelling uitsluitend heeft het uitvoeren van activiteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid.
3. In aanvulling op het tweede lid wijst de verordening uitsluitend een vereniging of stichting aan waarmee de gemeente ter uitvoering van de verordening een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten, waarin is bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
4. De gemeenteraad stelt bij verordening de nodige regels, met inbegrip van de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de subsidie wordt verstrekt.
5. De gemeenteraad en de bij de verordening aangewezen vereniging of stichting maken schriftelijke afspraken over het minimale niveau van dienstverlening van de gemeente voor de periode waarvoor de BIZ-bijdrage wordt ingesteld of verlengd.
Artikel 8
1. De aangewezen vereniging of stichting zorgt er voor dat:
jaarlijks door de algemene ledenvergadering van de vereniging of door het bestuur van de stichting een begroting wordt vastgesteld voor de uitvoering van de activiteiten in het daaropvolgende jaar,
na het eerste jaar jaarlijks aan de algemene ledenvergadering of in het bestuur van de stichting rekening en verantwoording wordt afgelegd over de uitgaven voor de uitvoering van de activiteiten in het voorafgaande jaar.
2. De aangewezen vereniging of stichting zorgt er voor dat alle bijdrageplichtigen kosteloos kennis kunnen nemen van de begroting, de rekening en de verantwoording. De aangewezen vereniging of stichting verschaft iedere bijdrageplichtige op zijn verzoek kosteloos inzage in specifieke uitgaven.

In de Verordening bedrijveninvesteringszone [locatie] 2020-2024 is onder meer het volgende bepaald:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
  • bedrijveninvesteringszone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. (…).
  • college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;
  • uitvoeringsovereenkomst: tussen de gemeente en Stichting BIZ [locatie] op 2 juli 2019 gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;
  • wet: Wet op de Bedrijveninvesteringszones.
Artikel 2 Belastbaar feit en aard van de belasting
Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.
De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.
Artikel 3 Belastingobject
Belastingobject is de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 4 Belastingplicht
De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen belastingobject gebruikt.
(…)
Indien een belastingobject bij het begin van het kalenderjaar geen gebruiker kent, wordt de van de gebruiker te heffen BIZ-bijdrage geheven van de eigenaar.
Artikel 5. Maatstaf van heffing
De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar 2020.
(…).
Artikel 12 Aanwijzing stichting
De Stichting BIZ [locatie] wordt aangewezen als stichting bedoeld in artikel 7 van de wet, waarmee een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt verplicht moeten worden verricht.
In de Uitvoeringsovereenkomst Bedrijveninvesteringszone “[locatie]" staat onder meer:
‘Overwegende dat:
(…)
  • het Meerjarenplan 2020-2024 is opgesteld, waarin wordt aangegeven hoe de Stichting voornemens is de BIZ-subsidie te besteden;
  • de Stichting is opgericht om op te kunnen treden als de in de Verordening overeenkomstig de Wet op de bedrijveninvesteringszones aan te wijzen Stichting;
(…)
partijen komen het volgende overeen,
(…)
Jaarplan:
Het jaarplan bevat een overzicht van de activiteiten voor het desbetreffende subsidiejaar vergezeld van een begroting. Het jaarplan is een afgeleide van het BIZ-meerjarenplan.
(…)
Artikel 8. Aanvraag BIZ-subsidie
1. De Stichting dient Jaarlijks uiterlijk op 1 oktober van het voorafgaande jaar een schriftelijk verzoek om BIZ-subsidie in bij het College. In afwijking daarvan dient zij de subsidieaanvraag voor het subsidiejaar 2020 uiterlijk op 1 april 2020 in.
(…)
Artikel 9. BIZ-subsidie
De Gemeente int jaarlijks onder de bijdrageplichtigen in de Bedrijveninvesteringszone de BIZ-bijdrage en keert maximaal het bedrag van de ontvangen bijdragen verminderd met de perceptiekosten als BIZ-subsidie uit aan de Stichting.
Onder de perceptiekosten zijn begrepen de volledige aanslagregeling, de inning in eerste aanleg, de dwanginvordering, het afhandelen van bezwaarschriften en het afhandelen van beroepszaken.
(…)
Artikel 12. Vaststelling BIZ-subsidie en eindafrekening
(…)
Wanneer aan het einde van een subsidiejaar een deel van de BIZ-subsidie niet is besteed, kan het College toestemming geven dat deel te verschuiven naar de volgende periode.
(…)
Artikel 19. Bijlagen bij de overeenkomst
Tot deze overeenkomst behoren de volgende bijlagen:
  • Bijlage 1: Gebied BIZ [locatie]
  • Bijlage 2: Statuten van de Stichting BIZ [locatie]
  • Bijlage 3: Meerjarenplan 2020-2024 [locatie]’

Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ)

Artikel 16
Voor de toepassing van de wet wordt als één onroerende zaak aangemerkt:
een gebouwd eigendom;
een ongebouwd eigendom;
een gedeelte van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;
(…)
Artikel 24
De beschikking wordt genomen binnen acht weken na het begin van het kalenderjaar waarvoor zij geldt.
(…)
De bekendmaking van de beschikking geschiedt terstond door toezending aan:
degene die aan het begin van het kalenderjaar het genot heeft van de onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;
(…)
(…)
4. Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel a, kan, indien er met betrekking tot een zelfde onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht kan worden aangewezen, bekendmaking plaatsvinden aan één van hen.

Voetnoten

1.Memorie van Toelichting, Tweede Kamer vergaderjaar 2013–2014, 33 917, nr. 3, pagina 7.
2.Artikel 24 Wet WOZ (hoofdstuk IV Wet WOZ).
3.Artikel 24, lid 4 en 6, Wet WOZ.
4.Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
5.Vgl. Hof ’s-Hertogenbosch 23 maart 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:936.
6.Zie HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:938.