ECLI:NL:RBZWB:2023:2310
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen DNA-afname en verwerking in verband met faillissementsfraude en verduistering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2023 uitspraak gedaan over een bezwaar tegen de afname en verwerking van het DNA-profiel van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1964, had bezwaar aangetekend tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. Hij stelde dat de aard van de misdrijven waarvoor hij was veroordeeld, namelijk faillissementsfraude, verduistering en het niet bewaren van belastingbescheiden, niet rechtvaardigde dat zijn DNA-profiel werd afgenomen, omdat deze misdrijven doorgaans geen DNA-materiaal achterlaten.
De rechtbank heeft het bezwaar op 21 maart 2023 in besloten raadkamer behandeld, waarbij de gemachtigde advocaat van de veroordeelde en de officier van justitie aanwezig waren. De veroordeelde zelf was niet verschenen. De officier van justitie stelde dat er een wettelijke grondslag was voor de afname van DNA, maar de rechtbank oordeelde dat in dit specifieke geval de afname niet van betekenis zou zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. De rechtbank benadrukte dat de Wet DNA uitzonderingen kent en dat in dit geval de aard van de misdrijven en de bijzondere omstandigheden, waaronder deze gepleegd zijn, een rol speelden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde niet van betekenis zou zijn voor de voorkoming, opsporing en berechting van strafbare feiten. Het bezwaar werd gegrond verklaard en de rechtbank beval dat het celmateriaal onmiddellijk moest worden vernietigd. Deze beslissing werd genomen door rechter R.J.H. de Brouwer, in aanwezigheid van griffier S.H.M.R. Chevalier-Verbunt.