ECLI:NL:RBZWB:2023:231
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens ontbreken machtiging
Op 20 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-22-2672, waarbij het beroep van de belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, die op 15 april 2022 was gedaan. Het beroep betrof de vastgestelde waarde van een pand volgens de Wet waardering onroerende zaken. De gemachtigde van de belanghebbende had echter geen machtiging overgelegd waaruit bleek dat hij bevoegd was om namens de belanghebbende beroep in te stellen. Dit is in strijd met artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft de gemachtigde meerdere keren verzocht om dit verzuim te herstellen, maar er is geen machtiging ingediend en er is geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven. Hierdoor kon de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. Daarnaast had de belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn, maar de rechtbank wees dit verzoek af, omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet was overschreden. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. Indien een partij het niet eens is met de uitspraak, kan binnen zes weken een verzetschrift worden ingediend.