ECLI:NL:RBZWB:2023:230
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens ontbreken machtiging
Op 20 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-22-2673, waarbij het beroep van de belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, die betrekking had op de vastgestelde waarde van een onroerend goed. De gemachtigde van de belanghebbende had echter verzuimd een machtiging in te dienen, zoals vereist volgens artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had de gemachtigde eerder verzocht om dit verzuim te herstellen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren op basis van artikel 6:6 van de Awb.
Daarnaast had de belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. De rechtbank oordeelde echter dat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet was overschreden en wees dit verzoek af. Ook was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.