ECLI:NL:RBZWB:2023:2290

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
22-027352
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslag op telefoon in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2023 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klaagster, die verzocht om teruggave van een in beslag genomen telefoon. De telefoon was in beslag genomen in het kader van het onderzoek naar een schietpartij op 8 oktober 2022, waarbij de verdachte was gevlucht. Klaagster had geen strafvorderlijk belang dat zich verzet tegen de teruggave van de telefoon, maar de officier van justitie stelde dat het beslag moest blijven bestaan omdat de inhoud van de telefoon mogelijk relevant was voor het strafrechtelijk onderzoek. Klaagster was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar haar raadsman voerde aan dat er geen kennisgeving van inbeslagname in het systeem was terug te vinden en dat het Openbaar Ministerie niet voldoende had gewerkt aan het openen van de telefoon.

De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat het beslag op de telefoon gehandhaafd moest blijven zolang er een strafvorderlijk belang was. De rechtbank concludeerde dat er nog voldoende onderzoeksbelang was om het beslag te handhaven, aangezien niet kon worden uitgesloten dat er informatie op de telefoon stond die van belang kon zijn voor het onderzoek. Klaagster had de politie niet geholpen door de bijbehorende codes te verstrekken, wat haar recht was, maar dit had invloed op de beslissing van de rechtbank. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de telefoon niet aan klaagster werd teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 22-027352
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster],
geboren op [geboortedag] 1970,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: klaagster.
Klaagster heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. L.R. Waaijer, advocaat te Breukelen, op het adres: Straatweg 43, 3621 BH Breukelen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 3 november 2022 in het onderzoek Blacksher onder klaagster in beslag is genomen: een donkerblauwe Iphone (hierna: de telefoon);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 24 november 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • de reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 21 maart 2023. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. L.R. Waaijer als gemachtigd raadsman van klaagster.
Klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is aangevoerd geen strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave van de telefoon aan haar.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie. Het beslag op de telefoon dient in het belang van waarheidsvinding gehandhaafd te blijven, nu de inhoud van deze telefoon mogelijk relevant is voor het strafrechtelijk onderzoek tegen [verdachte] en het tot op heden nog niet is gelukt om de telefoon te openen. Aan klaagster is gevraagd medewerking te verlenen om de telefoon te openen, maar zij heeft dat tot op heden geweigerd.
De raadsman heeft in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat er aangaande het nog plaats te vinden onderzoek aan de telefoon contact is geweest tussen het Openbaar Ministerie en het kantoor van de raadsman en dat het Openbaar Ministerie in het meest recente contact in februari 2023 schriftelijk te kennen heeft gegeven dat er geen kennisgeving van inbeslagneming van de telefoon in het systeem is terug te vinden. De raadsman maakt hieruit op dat er kennelijk niet echt hard wordt gewerkt aan het trachten te openen van de telefoon en dat het strafvorderlijk belang dus kennelijk niet zo groot is als door de officier van justitie wordt gesteld. De raadsman acht voortduring van het beslag in dit geval disproportioneel. Hij erkent wel dat klaagster tot op heden heeft geweigerd om de telefoon te openen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] , moet de rechter, bij een artikel 94 Sv-beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende op dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Uit de stukken die aan de rechtbank beschikbaar zijn gesteld begrijpt de rechtbank dat naar aanleiding van een schietpartij op 8 oktober 2022 (
onderzoek Blacksher) waarbij de vermoedelijke schutter [verdachte] is gevlucht, op 3 november 2022 ter aanhouding van de verdachte is binnengetreden in zijn ouderlijke woning gelegen aan de [woonadres] . Die woning is die dag ook doorzocht. Uit de kennisgeving van inbeslagname blijkt dat tijdens de doorzoeking een telefoon in beslag is genomen waarvan klaagster thans om teruggave verzoekt.
In raadkamer heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven zolang de telefoon niet geopend kan worden.
Gelet op de voorhanden zijnde stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat er thans nog voldoende strafvorderlijk (onderzoeks)belang is om het beslag op de telefoon te handhaven. Zonder nader onderzoek kan niet worden uitgesloten dat er op de telefoon informatie staat die voor het onderzoek van belang kan zijn. Daarbij merkt de rechtbank dat klaagster dat nader onderzoek kan vergemakkelijken door de bijbehorende codes aan de politie te geven. Dat klaagster dat niet doet is haar recht, maar gelet op het onderzoeksbelang kan de telefoon in deze stand van zaken niet aan haar worden teruggegeven. Gelet op dat onderzoeksbelang is de rechtbank van oordeel dat het beslag thans nog in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 4 april 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).