ECLI:NL:RBZWB:2023:2289

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
22-027351
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslag op inbeslaggenomen telefoons

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2023 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. L.R. Waaijer. Het klaagschrift betreft de opheffing van het beslag op drie inbeslaggenomen telefoons, die zijn genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar klager, die wordt verdacht van betrokkenheid bij een schietpartij op 8 oktober 2022. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, heeft zich verzet tegen de opheffing van het beslag, stellende dat de inhoud van de telefoons mogelijk relevant is voor het onderzoek en dat klager heeft geweigerd om medewerking te verlenen aan het openen van de telefoons.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er nog steeds een strafvorderlijk belang is om het beslag te handhaven. De rechtbank overweegt dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beslag op de telefoons gerechtvaardigd is, omdat er niet kan worden uitgesloten dat er informatie op de telefoons staat die van belang is voor het onderzoek. Klager kan het onderzoek vergemakkelijken door de bijbehorende codes aan de politie te verstrekken, maar zijn weigering om dit te doen, leidt er niet toe dat het beslag opgeheven kan worden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat het beslag op de telefoons gehandhaafd blijft. Deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie en door klager binnen veertien dagen worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 22-027351
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. L.R. Waaijer, advocaat te Breukelen, op het adres: Straatweg 43, 3621 BH Breukelen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 3 november 2022 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem in beslag zijn genomen: een Iphone 14, een Iphone 14 pro en een lphone 13 mini (hierna: de telefoons);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 24 november 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • de reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 21 maart 2023. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. L.R. Waaijer als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat geen strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen telefoons aan hem.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat het beslag op de telefoons in het belang van waarheidsvinding gehandhaafd dient te blijven, nu de inhoud van deze telefoons mogelijk relevant is voor het strafrechtelijk onderzoek tegen klager en het tot op heden nog niet is gelukt om de telefoons te openen. Aan klager is gevraagd medewerking te verlenen om de telefoons te openen, maar hij heeft dat tot op heden geweigerd.
De raadsman heeft in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat er over het nog plaats te vinden onderzoek aan de telefoons contact is geweest tussen het Openbaar Ministerie en het kantoor van de raadsman. In het meest recente contact in februari 2023 heeft het Openbaar Ministerie schriftelijk laten weten dat er geen kennisgevingen van inbeslagneming van de telefoons in het systeem zijn terug te vinden. De raadsman maakt hieruit op dat er kennelijk niet echt hard wordt gewerkt aan het openen van de telefoons en dat het strafvorderlijk belang dus kennelijk niet zo groot is als door de officier van justitie wordt gesteld. De raadsman acht voortduring van het beslag in dit geval disproportioneel. Het klopt dat klager tot op heden heeft geweigerd om de telefoons te openen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] , moet de rechter, bij een artikel 94 Sv-beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende op dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Uit de stukken die aan de rechtbank beschikbaar zijn gesteld begrijpt de rechtbank dat klager wordt verdacht van eventuele betrokkenheid bij een schietpartij op 8 oktober 2022, waarbij de broer van klager, [naam] , de mogelijke schutter zou zijn (
onderzoek Blacksher). Daartoe is in het belang van het onderzoek op 3 november 2022 binnengetreden in een woning gelegen aan de [adres] alwaar klager en zijn broer zeer regelmatig zouden verblijven. Die woning is die dag ook doorzocht. In het kader van waarheidsvinding zijn daarbij drie telefoons onder klager inbeslaggenomen, zo blijkt uit de kennisgevingen van inbeslagname welke als bijlage bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie van 21 maart 2023 zijn gevoegd.
In raadkamer heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat zolang de telefoons niet geopend kunnen worden, het beslag gehandhaafd dient te blijven.
Gelet op de voorhanden zijnde stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat er thans nog voldoende strafvorderlijk (onderzoeks)belang is om het beslag op de telefoons te handhaven. Zonder nader onderzoek kan niet worden uitgesloten dat er op de telefoons informatie staat die voor het onderzoek van belang kan zijn. Daarbij merkt de rechtbank dat klager dat nader onderzoek kan vergemakkelijken door de bijbehorende codes aan de politie te geven. Dat klager dat niet doet is zijn recht, maar gelet op het onderzoeksbelang kunnen zijn telefoons in deze stand van zaken niet aan hem worden teruggegeven. Gelet op dat onderzoeksbelang is de rechtbank van oordeel dat het beslag thans nog in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 4 april 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).