3.1De rechtbank gaat uit van de volgende in geding van belang zijnde feiten en omstandigheden:
Eisers wonen allen aan de [adres] te [plaatsnaam] .
Eisers hebben op 20 april 2021 een handhavingsverzoek ingediend nadat hen ter ore is gekomen dat [naam derde-partij 1] van [naam derde-partij 2] op 15 april 2021 de sleutel van het pand [adres] 14 heeft gekregen en dat [naam derde-partij 1] voornemens is om de woning te splitsen in vier kamers en daar vier dak- en thuislozen te huisvesten.
Het college heeft het handhavingsverzoek met het besluit van 18 mei 2021 afgewezen. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat voor het omzetten van het pand [adres] 14 van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimten geen omzettingsvergunning noodzakelijk is en dat de beoogde bewoning door maximaal vier dak- en thuislozen in onzelfstandige wooneenheden in het pand niet in strijd is met het bestemmingsplan gelezen in samenhang met de bestemmingsplansystematiek.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt op 9 juni 2021.
[naam derde-partij 2] heeft op 12 juli 2021 een aanvraag ingediend voor het gebruiken van een woning ten behoeve van onzelfstandige huisvesting aan maximaal vier personen voor begeleid wonen.
Met het besluit van 23 juli 2021 heeft het college een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘gebruiken van gronden en/of bouwwerken in strijd met het bestemmingplan’ aan [naam derde-partij 2] verleend.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt op 2 augustus 2021.
Eisers 1, 3, 21, 18, 30 en 31 hebben de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening verzocht. De voorzieningenrechter heeft op 16 augustus 2021 de voorlopige voorziening toegewezen en heeft de omgevingsvergunning geschorst tot en met de dag waarop het college een beslissing heeft genomen op de bezwaren.
4 Gronden eisers
Eisers hebben betoogd dat de besluitvorming onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het dialoog met omwonenden is slecht verlopen. Daarnaast heeft het college aanvankelijk gesteld dat geen omgevingsvergunning was vereist. Hierna heeft het college toch een omgevingsvergunning verleend. Toen de voorzieningenrechter oordeelde dat de huisvesting in strijd was met de Beleidsregels planologische kruimelgevallen 2021 (hierna: Kruimelgevallenbeleid), heeft het college het Kruimelgevallenbeleid gewijzigd. Eisers zijn van mening dat de huisvesting in strijd is met het bestemmingsplan. Een huishouden bestaat uit personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, hiervan is geen sprake. Het college verwijst in het Kruimelgevallenbeleid ten onrechte naar het planstandaard. Aan het planstandaard kan niet de waarde worden gehecht die het college daaraan gehecht wil zien. Het college heeft bovendien ten onrechte afgezien van het maken van een belangenafweging bij het verlenen van de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning moet worden verleend in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening. Eisers zijn daarnaast van mening dat de omgevingsvergunning geweigerd had moeten worden, omdat vast staat dat er geen omzettingsvergunning verleend kan worden.
Eiser 31 heeft ten slotte betoogd dat het kruimelgevallenbeleid onverbindend is, omdat het college zonder toereikende motivering ad2 van onderdeel D1 van het Kruimelgevallenbeleid heeft aangepast. De wijziging van het begrip ‘huishouden’ door te verwijzen naar de planstandaard is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.
5 Wettelijk kader
Op grond van artikel 2.1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Het pand is gelegen in het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’. Op het perceel rust de enkelbestemming ‘Wonen’ en de dubbelbestemming ‘Obstakelvrij vlak’.
Ingevolge artikel 9.1.1 van de planregels zijn de op de plankaart voor ‘Wonen’ aangewezen ronden bestemd voor:
a. wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen,
b. bouwwerken van algemeen nut.
In artikel 1, onder 125, van de planregels is bepaald dat onder ‘wonen’ wordt verstaan:
a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, al dan niet zelfstandige wooneenheden, woongebouwen e.d. annex tuin en directe omgeving, ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
b. studentenhuisvesting, huisvesting van ouderen, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en dergelijke, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ‘aan huis verbonden beroep’, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning.
Artikel 1, onder 69, van de planregels bepaalt dat onder ‘huishouden’ wordt verstaan:
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waarbij de volgende maxima zijn opgenomen:
a. studenten: maximaal 5;
b. beschermd wonen: maximaal 12.
Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, indien de activiteit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Op grond van artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) komen voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken in aanmerking de gevallen die in artikel 4 van bijlage II bij het Bor zijn omschreven.
Het college heeft het Kruimelgevallenbeleid opgesteld. Artikel D1 van het Kruimelgevallenbeleid luidt als volgt:
“Er kan een omgevingsvergunning op basis van dit artikel worden verleend, mits voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden:
1. de aanvraag heeft betrekking op een grondgebonden woning binnen de bebouwde kom, en;
2. er wordt voldaan aan de regeling voor bedrijf-c.q. beroep aan huis zoals opgenomen in de door de raad c.q. het college vastgestelde plansystematiek, zoals geldend op de dag van aanvraag omgevingsvergunning of er wordt voldaan aan de definitie van ‘huishouden’ zoals opgenomen in de door de raad c.q. het college vastgestelde plansystematiek, zoals geldend op de dag van aanvraag omgevingsvergunning;
Toelichting
Ad. 1 en 2.
Voor grondgebonden woningen wordt aangesloten bij de bedrijfs- en beroep aan huis regeling en/of bij de definitie van ‘huishouden’. Dit is in de actuele bestemmingsplannen al geregeld. Mogelijk zijn er nog oude bestemmingsplannen waarin dit niet of niet voldoende geregeld is. Op grond van dit artikel kan meegewerkt worden aan de vestiging van een bedrijf of beroep aan huis. Ook kan op grond van het artikel meegewerkt worden aan de huisvesting van maximaal vijf personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur). Een dergelijke bewoning wordt immers gelijkgesteld aan een huishouden.”
In de plansystematiek is in artikel 1.110 het begrip ‘huishouden’ gedefinieerd als een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijkgesteld: de huisvesting van maximaal vijf personen in onzelfstandige wooneenheden.