ECLI:NL:RBZWB:2023:2248

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
10187499 \ CV EXPL 22-4097 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst wegens structurele betalingsproblemen

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Tiwos, Tilburgse Woonstichting, en de gedaagden, vertegenwoordigd door hun bewindvoerder. De eisende partij, Tiwos, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege ernstige betalingsproblemen. De huurachterstand was op het moment van de dagvaarding bijna zes maanden en was op het moment van de mondelinge behandeling opgelopen tot bijna negen maanden. De gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], stonden onder bewind en hun bewindvoerder was formeel procespartij in deze zaak.

De kantonrechter overwoog dat de langdurige en structurele financiële problemen van de gedaagden, ondanks hun beroep op persoonlijke omstandigheden, de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigden. De rechter wees erop dat de bewindvoerder als formele procespartij werd aangemerkt en dat de gedaagden verantwoordelijk bleven voor de feitelijke ontruiming van de woning. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Tiwos tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning toewijsbaar was, gezien de hoogte van de huurachterstand en de ernst van de situatie.

Daarnaast werd de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten aan Tiwos. De kantonrechter benadrukte dat de gedaagden zich bewust moesten zijn van de gevolgen van hun situatie en dat er een laatste kans overeenkomst zou kunnen worden gesloten, mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10187499 \ CV EXPL 22-4097
Vonnis van 29 maart 2023
in de zaak van
STICHTING TIWOS, TILBURGSE WOONSTICHTING,
gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: Tiwos,
gemachtigde: GGN Brabant,
tegen
[bewindvoerder], in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
zaakdoende te [plaats 1] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder c.q. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
gemachtigde: mr. C.C. Sneper.

1.De procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 januari 2023;
- de akte ten behoeve van de mondelinge behandeling van 6 februari 2023;
- de akte ten behoeve van de mondelinge behandeling van 3 maart 2023;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 maart 2023.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [plaats 2] aan de [adres] .
De maandelijks, bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs bedraagt, ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding, € 678,86.
2.2
Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding, in oktober 2022, is er sprake van een huurachterstand van bijna zes maanden, de bijkomende kosten daargelaten. Op het moment van de mondelinge behandeling is er sprake van een huurachterstand van bijna negen maanden.
2.3
Bij beschikking van 9 februari 2023 is het bewind uitgesproken over de goederen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , met benoeming van de bewindvoerder.
2.4
[gedaagde 2] heeft al eerder onder bewind gestaan, ingesteld bij beschikking van 23 mei 2019. Bij beschikking van 28 februari 2022 is het bewind op verzoek van [gedaagde 2] opgeheven, ondanks het bezwaar daartegen van de toenmalige bewindvoerder dat [gedaagde 2] eerst een zelfredzaamheidstraject moest volgen voordat het bewind kan worden opgeheven.

3.Het geschil

3.1
Tiwos vordert:
a. a) ontbinding van de huurovereenkomst;
b) veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot ontruiming van het gehuurde;
c) [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om aan Tiwos te betalen:
1. een bedrag van € 6.209,78 ter zake:
- de huurachterstand tot en met maart 2023 van € 5.968,39;
- de verschenen rente die berekend tot 17 oktober 2022 € 0,15 bedraagt, en;
- de buitengerechtelijke kosten van € 241,24,
te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.031,09 vanaf 17 oktober 2022 tot de dag van voldoening;
2. de nog te vervallen huurpenningen vanaf de maand maart 2023, thans bedragende
€ 678,86 of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, per maand tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
3. als schadevergoeding wegens huurderving na ontbinding van de huurovereenkomst een bedrag van € 678,86, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, per maand (of gedeelte daarvan) dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] het gehuurde na ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik houden;
4. de proceskosten.
Tiwos heeft daaraan, kort weergegeven en in aanvulling op de feiten, het volgende ten grondslag gelegd, daarbij meegenomen hetgeen zij ter zitting heeft aangevoerd.
De betalingsproblemen bestaan al lang. In mei 2022 zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] uitgenodigd om op gesprek te komen bij Tiwos. Alleen [gedaagde 1] is toen gekomen. Zij vertelde dat er was gefraudeerd met haar bankpas. Het is onduidelijk waarom de financiële problemen blijven voortbestaan. Ook toen er sprake was van schuldhulpverlening bleven [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de afgeschreven huur storneren. Het is zorgelijk dat de huur over de maand maart 2023 ten tijde van de zitting niet is betaald. Tiwos is desondanks bereid om, nadat de ontbinding en ontruiming zouden worden toegewezen, nog eenmaal in gesprek te gaan met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] over een laatste kans contract. Daarbij gelden als minimale voorwaarden wel dat de lopende huur wordt betaald, het bewind voortduurt en niet alleen [gedaagde 1] maar ook [gedaagde 2] zich betrokken toont bij het oplossen van de problemen.
Tiwos heeft voldaan aan haar verplichtingen uit de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, meer in het bijzonder artikel 2 van het Besluit gemeentelijke Schuldhulpverlening.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in gebreke gesteld aan de hand van de 14-dagen brief als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek. Aangezien zij niet binnen de daarin genoemde termijn hebben betaald, zijn ze de gevorderde buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
3.2
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer.
Er spelen meerdere problemen. [gedaagde 1] heeft haar bankpas aan iemand meegegeven, die er misbruik van heeft gemaakt. Hij heeft buiten haar weten heel veel geld opgenomen. [gedaagde 1] kwam daar pas later achter. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] storneren de huur niet, dat doet de bank. De zoon van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is in december 2022 doodgeschoten, hij hielp het gezin. Sinds zijn overlijden is [gedaagde 1] zichzelf niet meer. Er wonen nog twee minderjarige kinderen in de huurwoning en een volwassen dochter met haar kind.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De bewindvoerder die in rechte verschijnt in een procedure waarin de rechthebbende zelf is gedagvaard, heeft als formele procespartij te gelden (HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525). Aangezien de bewindvoerder ter zitting is verschenen, wordt zij in haar hoedanigheid van bewindvoerder als formele procespartij aangemerkt.
4.2
De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 6:265 lid 1 BW iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.3
Er is sprake van een forse huurachterstand, die na dagvaarding alleen maar is opgelopen tot ongeveer 9 maanden aan huur. De financiële problemen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn langdurig en structureel. De gevorderde ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst en de ontruiming van de woning zijn daarom naar het oordeel van de kantonrechter gerechtvaardigd. Het overlijden van de zoon van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , en de praktische en emotionele gevolgen daarvan, doen – hoe spijtig ook – daaraan niet af. Ook het feit dat er minderjarige kinderen in de huurwoning woonachtig zijn, voor wie een stabiele thuissituatie met name van groot belang is, leidt niet tot een ander oordeel, gezien de zwaarte van de financiële problematiek. Dit betekent dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning zal worden toegewezen. Ondanks het feit dat de bewindvoerder – als formele procespartij - tot ontruiming zal worden veroordeeld, is het aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om de woning feitelijk te ontruimen, wanneer Tiwos zou besluiten het vonnis ten uitvoer te leggen.
4.4
De kantonrechter wijst [gedaagde 1] en [gedaagde 2] erop dat zij doordrongen moeten zijn van het feit dat de laatste kans overeenkomst die Tiwos bereid is met hen te sluiten, voor hen de laatste kans biedt om in de woning te blijven wonen. Ter zitting is namens Tiwos gezegd dat zij aan het sluiten van zo’n overeenkomst (minimaal) de volgende voorwaarden wil verbinden:
- de lopende huur wordt betaald;
- het bewind duurt voort;
- niet alleen [gedaagde 1] , maar ook [gedaagde 2] toont zich betrokken bij het oplossen van de problemen.
4.5
De huurachterstand van € 5.968,39 is op grond van de huurovereenkomst verschuldigd. Dit bedrag is toewijsbaar, net als de wettelijke rente, die berekend tot 17 oktober 2022
€ 0,15 bedraagt. Ook de huurpenningen vanaf de ontbinding tot de ontruiming zijn als schadevergoeding toewijsbaar.
4.6
Tiwos maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Tiwos heeft aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, die is overgelegd als productie 2 bij dagvaarding. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 241,24 inclusief btw komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7
De bewindvoerder zal worden veroordeeld tot het betalen van deze bedragen aan Tiwos uit het vermogen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
4.8
Nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tekort zijn geschoten in de verplichtingen van de huurovereenkomst, zal de bewindvoerder in haar hoedanigheid van bewindvoerder worden veroordeeld tot het betalen van de proceskosten uit het vermogen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Tiwos als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,82
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
594,00
(€ 264,00 + € 330,00)
Totaal
1.210,82

5.De beslissing

De kantonrechter
ontbindt met ingang van de dag na vandaag de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [plaats 2] aan de [adres] ;
veroordeelt de bewindvoerder in de hoedanigheid van bewindvoerder om die woning met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste niet het eigendom van Tiwos zijn, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen, en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Tiwos te stellen;
veroordeelt de bewindvoerder in de hoedanigheid van bewindvoerder om uit het vermogen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan Tiwos te betalen:
- een bedrag van € 6.209,78 ter zake:
- de huurachterstand tot en met maart 2023 van € 5.968,39;
- de verschenen rente die berekend tot 17 oktober 2022 € 0,15 bedraagt, en;
- de buitengerechtelijke kosten van € 241,24,
te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.031,09 vanaf 17 oktober 2022 tot de dag van voldoening, en;
- een bedrag van € 678,86 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] het gehuurde na de ontbinding van de huurovereenkomst feitelijk in gebruik houden;
veroordeelt de bewindvoerder in de hoedanigheid van bewindvoerder om uit het vermogen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan Tiwos te betalen een bedrag van € 1.210,82 aan proceskosten;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.