ECLI:NL:RBZWB:2023:2228
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroepen tegen naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen met betrekking tot immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 april 2023, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 19 januari 2021 beoordeeld. De inspecteur had twee naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd, welke door belanghebbende werden betwist. Tijdens de zitting op 23 maart 2023 heeft belanghebbende zijn beroepsgronden ingetrokken, verwijzend naar een arrest van de Hoge Raad van 3 juni 2022. Hierdoor verklaarde de rechtbank de beroepen ongegrond.
Belanghebbende heeft echter ook aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsprocedure. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn van twee jaar met zes maanden is overschreden, wat resulteert in een schadevergoeding van € 500. De rechtbank wijst erop dat de termijnoverschrijding volledig aan de beroepsfase kan worden toegerekend, en de Minister voor Rechtsbescherming is veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast heeft belanghebbende recht op vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 837.
De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn, de naheffingsaanslagen blijven in stand, en de Minister wordt veroordeeld tot betaling van de immateriële schadevergoeding, proceskosten en griffierecht aan belanghebbende.