In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2019 en 2020 beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur van de Belastingdienst geen afweging heeft gemaakt tussen de naheffing bij het UWV en de heffing bij belanghebbende. De inspecteur had aan belanghebbende aanslagen opgelegd zonder rekening te houden met de omstandigheden die leidden tot de te lage inhouding van loonheffing door het UWV. De rechtbank stelt vast dat door een fout van het UWV er geen loonheffing is ingehouden bij de terugkeer van belanghebbende naar Nederland, wat heeft geleid tot een onterecht opgelegde aanslag aan belanghebbende. De rechtbank concludeert dat het redelijker is dat de Belastingdienst een naheffingsaanslag aan het UWV oplegt in plaats van aan belanghebbende, gezien de financiële en medische situatie van belanghebbende. De rechtbank vernietigt de aanslagen en de uitspraak op bezwaar voor het jaar 2019, en kent een proceskostenvergoeding toe aan belanghebbende.