ECLI:NL:RBZWB:2023:2214

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2174
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van AIO-aanvulling na overlijden echtgenoot en onbekendheid met Franse pensioenrechten

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 maart 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van haar aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) beoordeeld. Eiseres, die sinds 2002 een AOW-uitkering en AIO-aanvulling ontving, betwistte de terugvordering van € 9.655,03 door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) op basis van het feit dat haar echtgenoot een pensioen uit Frankrijk had opgebouwd, waarvan zij niet op de hoogte was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb voldoende bewijs heeft geleverd dat de echtgenoot van eiseres pensioenrechten had in Frankrijk en dat eiseres niet aan haar inlichtingenverplichting heeft voldaan door dit niet te melden. De rechtbank oordeelt dat de Svb terecht de AIO-aanvulling heeft herzien en de terugvordering heeft ingesteld, aangezien de schending van de inlichtingenplicht een rechtsgrond vormt voor herziening en terugvordering. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en haar beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bijstandsontvangers om relevante informatie te delen, ook als deze informatie afkomstig is van een partner.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2174

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed),
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (de Svb), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van haar aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling).
Met het besluit van 14 april 2021 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van eiseres tegen de besluiten van 20 augustus 2020 (de primaire besluiten) gegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van eiseres, haar zoon [naam zoon] en kleinzoon [naam kleinzoon] . Namens de Svb was mr. A. Marijnissen aanwezig.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
1. Eiseres en haar echtgenoot [naam echtgenoot] ontvingen sinds 2002 een AOW-uitkering en een AIO-aanvulling. Op 27 juli 2018 is de echtgenoot van eiseres overleden. Vanaf 1 juli 2018 ontving eiseres een alleenstaandenpensioen en vanaf 1 augustus 2018 een AIO-aanvulling naar de norm voor een alleenstaande.
Op 3 september 2019 heeft het Franse bestuursorgaan Carsat de Svb verzocht om een officieel bewijs van overlijden van de echtgenoot van eiseres. Bij brief van 3 oktober 2019 heeft de Svb de juiste overlijdensdatum en personalia aan Carsat doorgegeven. Daarbij is tevens navraag gedaan naar eventueel door de echtgenoot opgebouwde Franse pensioenrechten. Op 21 juli 2020 heeft de Svb informatie van Carsat ontvangen.
De Svb heeft op basis van de informatie van Carsat vastgesteld dat de echtgenoot van eiseres een pensioen uit Frankrijk ontving in de periode dat zij ook AIO-aanvulling ontvingen. Bij het eerste primaire besluit heeft de Svb daarom beslist dat eiseres vanaf september 2020 € 249,00 AIO-aanvulling per maand zal ontvangen. Bij het tweede primaire besluit heeft de Svb vastgesteld dat er over de periode van januari 2012 tot en met juli 2018 teveel AIO-aanvulling is uitgekeerd. Daarom wordt een bedrag van € 9.655,03 van eiseres teruggevorderd. Eiseres heeft daar bezwaar tegen gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Daarbij is vastgesteld dat eiseres vanaf 1 januari 2012 recht heeft op een AIO-aanvulling van € 168,43 per maand. Zij moet nog een bedrag van € 9.411,13 terugbetalen aan de Svb. Haar bezwaar tegen de wijze van terugbetalen is niet-ontvankelijk verklaard.
Beroepsgronden
2. Eiseres voert aan dat zij er niet van op de hoogte was dat haar echtgenoot pensioen had opgebouwd of heeft ontvangen uit Frankrijk. Zij heeft geen weet van een buitenlandse bankrekening en betwist dat de gelden die daarop staan of stonden aan haar en/of haar echtgenoot ten goede zijn gekomen. Volgens eiseres is er sprake van diverse onregelmatigheden in de stukken van Carsat en duidt dit erop dat sprake is van een persoonsverwisseling. Het is dan ook niet redelijk om over te gaan tot terugvordering. Tevens stelt eiseres dat sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Zij kan de schuld niet voldoen en heeft gezondheidsproblemen.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Beoordeling
4. Het besluit tot herziening, intrekking en terugvordering van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening, intrekking en terugvordering is voldaan, in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. [1] Deze rechtsregel geldt ook voor zaken als deze, die gaan over de AIO-aanvulling.
In dit geval betekent dit dat de Svb aannemelijk moet maken dat eiseres niet heeft voldaan aan de inlichtingenverplichting door geen melding te maken van het Franse pensioen van haar echtgenoot.
5. De Svb heeft onderzoek gedaan naar de pensioenrechten van de echtgenoot van eiseres, onder meer door informatie op te vragen bij Carsat en bij de Attaché voor Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade in Rabat. Op basis van de van deze bronnen verkregen informatie, waarvan de stukken deel uitmaken van het dossier, heeft de Svb naar het oordeel van de rechtbank kunnen concluderen dat de echtgenoot van eiseres in Frankrijk pensioen heeft opgebouwd en dat dit pensioen ook aan hem is uitbetaald. De personalia van zowel de echtgenoot van eiseres als die van haarzelf komen in alle stukken overeen, zodat eiseres niet gevolgd wordt in de stelling dat sprake is van een persoonsverwisseling.
6. Het recht op bijstand komt gehuwden gezamenlijk toe en in het kader van de reparatoire besluitvorming tot intrekking, herziening en terugvordering is het ontbreken van betrokkenheid bij de feiten en omstandigheden waarover de inlichtingenplicht zou zijn geschonden bij één van de gehuwden, nog daargelaten dat de inlichtingenplicht een geobjectiveerde verplichting is en verwijtbaarheid geen rol speelt, niet relevant. Voor zover eiseres geen weet had van het Franse pensioen van haar echtgenoot ligt dit dus in haar risicosfeer. In geval van gezinsbijstand (zoals de AIO-aanvulling) worden de beide in de gezinsbijstand begrepen partners als een eenheid gezien wat hun aanspraken en verplichtingen op grond van de (thans) Participatiewet betreft. [2] Daarom kan geen van beide in de gezinsbijstand begrepen partners zich met succes beroepen op onbekendheid met activiteiten en de financiële situatie van de ander.
Dat geldt in dit geval ook. Dat eiseres geen weet had van het Franse pensioen van haar echtgenoot, maakt dan ook niet dat de Svb het niet melden daarvan niet aan haar kan tegenwerpen. Er is sprake van schending van de inlichtingenplicht.
7. Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor herziening of intrekking van de AIO-aanvulling indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre de betrokkene in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij/zij, indien hij/zij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de desbetreffende periode recht op een AIO-aanvulling zou hebben gehad. [3]
Eiseres heeft dit niet aannemelijk gemaakt. De enkele stelling dat de pensioengelden uit Frankrijk nooit aan haar of haar echtgenoot ten goede zijn gekomen, is daartoe onvoldoende. De bankrekening waar het Franse pensioen op is overgemaakt, staat blijkens de informatie van Carsat en de door de Attaché van de desbetreffende bank verkregen informatie immers op naam van de echtgenoot van eiseres. Hij kon dan ook over het daarop door Carsat overgemaakte pensioen beschikken. Of en zo ja op welke (voor eiseres mogelijk onbekende) wijze dit is gebeurd, is niet van belang. Evenmin van belang is of eiseres wel of niet eigenares is van de woning in [plaatsnaam 2] , aangezien dit niets zegt over (de ontvangst van) het Franse pensioen.
8. Dringende redenen om van terugvordering af te zien als bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet doen zich alleen voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen, moet die redenen aannemelijk maken.
Uit wat eiseres heeft aangevoerd blijkt niet dat de terugvordering voor haar onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen heeft. De Svb heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om geheel of gedeeltelijk van de terugvordering af te zien.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaar het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 30 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 47b van de Participatiewet is bepaald, voor zover hier van belang, dat voor de toepassing van de artikelen 17, 53a, eerste tot en met zesde lid, 54, 58, eerste, tweede, vierde, vijfde, zevende en achtste lid, voor “het college” telkens gelezen wordt: de Sociale verzekeringsbank.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
In tweede lid van dit artikel is bepaald dat de belanghebbende het college desgevraagd de medewerking verleent die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
In artikel 31, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald, voor zover hier van belang, dat tot de middelen alle vermogens- en inkomensbestanddelen worden gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
Op grond van artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet is het college bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand.
In artikel 54, derde lid, van de Participatiewet is bepaald, voor zover hier van belang, dat het college een besluit tot toekenning van een besluit tot toekenning van bijstand herziet, dan wel intrekt, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
In artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terugvordert voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid.
Op grond van het achtste lid van dit artikel kan het college, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2708.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 12 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2594.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 8 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2754.