ECLI:NL:RBZWB:2023:2191

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
21/5835
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake motorrijtuigenbelasting na intrekking door belanghebbende

Op 3 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 29 november 2021, waarbij het bezwaar van de belanghebbende tegen de betaalde motorrijtuigenbelasting over de periode van 14 september 2021 tot en met 13 december 2021 ongegrond is verklaard. Tijdens de zitting op 26 januari 2023 heeft de gemachtigde van de belanghebbende het beroep ingetrokken, wat door de rechtbank als rechtsgeldig is beschouwd. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van dwaling, dwang of bedrog bij de intrekking van het beroep.

Na de intrekking heeft de belanghebbende een brief gestuurd waarin zij herziening en een uitspraak van de civiele rechtbank verzoekt. De rechtbank legt deze brief op als een betwisting van de rechtsgeldigheid van de intrekking. De rechtbank concludeert dat, hoewel de belanghebbende een civiele uitspraak wenst, zij onbevoegd is om hierover te oordelen, aangezien het hier een belastingrechtelijke procedure betreft. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en legt de constatering van de intrekking vast in de uitspraak, zodat de belanghebbende een rechtsmiddel kan aanwenden.

De rechtbank heeft de beslissing genomen dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat zij onbevoegd is voor zover de belanghebbende een rechtsvordering bij de civiele rechter heeft willen instellen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5835

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en

de inspecteur van de belastingdienst.

Inleiding en feiten

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 29 november 2021.
1.1.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de over de periode van 14 september 2021 tot en met 13 december 2021 op aangifte betaalde motorrijtuigenbelasting.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur: [inspecteur] .
1.4.
Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende het beroep ingetrokken, waarbij een intrekkingsverklaring is getekend.
1.5.
Belanghebbende heeft de rechtbank vervolgens een brief gestuurd, met dagtekening 14 februari 2023, waarin onder andere het volgende vermeld staat:
‘(…) ik zou graag herziening willen, en opnieuw in beroep willen en een uitspraak van de Civiele rechtbank, (…)’.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank vat voornoemde passage uit de brief van 14 februari 2023 op als een betwisting van de rechtsgeldigheid van de intrekking van het beroep.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft te gelden wat de Hoge Raad daarover in zijn arrest van 23 september 2011 overwogen:
“3.3. Opmerking verdient dat een rechtsgeldige intrekking van het beroep tot gevolg heeft dat het geding eindigt. In een zodanig geval kan een uitspraak op dat beroep achterwege blijven. In een geval als het onderhavige echter, waarin de betrokken partij aan de rechtbank heeft meegedeeld dat zij betwist het beroep (rechtsgeldig) te hebben ingetrokken, moet de rechtbank - indien zij van oordeel blijft dat het beroep rechtsgeldig is ingetrokken - haar constatering van die intrekking neerleggen in een uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb, zodat degene die zich daarmee niet kan verenigen daartegen een rechtsmiddel kan aanwenden (…).
Indien de rechtbank in een zodanig geval in haar uitspraak neerlegt dat het beroep rechtsgeldig is ingetrokken, dient die uitspraak uit te monden in een niet-ontvankelijkverklaring als bedoeld in artikel 8:70, letter b, van de Awb.” [1]
2.2.
De rechtbank stelt vast dat ter zitting is gesproken over de reden waarom belanghebbende beroep heeft ingesteld en de wens van belanghebbende om een openstaande vordering op de gemeente Halderberge te verrekenen met te betalen (motorrijtuigen)belasting. De rechter heeft ter zitting aan de gemachtigde van belanghebbende uitgelegd dat in deze beroepsprocedure enkel een oordeel gegeven kan worden over de juistheid van de in rekening gebrachte motorrijtuigenbelasting. Als reactie daarop heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat hij begreep dat onderhavige beroepsprocedure niet kon leiden tot het door hem gewenste doel, waarna hij de intrekkingsverklaring getekend heeft. De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde daarmee uitdrukkelijk en ondubbelzinnig het beroep heeft ingetrokken. Dat (de gemachtigde van) belanghebbende in een situatie van dwaling verkeerde is niet aannemelijk, laat staan dat er sprake is geweest van dwang of bedrog om belanghebbende te bewegen het beroep in te trekken. Het beroep is daarom rechtsgeldig ingetrokken.
2.3.
Belanghebbende heeft in haar brief tevens aangegeven een uitspraak van de civiele rechter te willen. De onderhavige beroepsprocedure betreft een procedure bij de belastingrechter. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd. Belanghebbende kan een rechtsvordering instellen bij de civiele rechter als restrechter.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is niet-ontvankelijk. Omdat (de gemachtigde van) belanghebbende een rechtsmiddel moet kunnen instellen, legt de rechtbank de constatering van de intrekking vast in deze uitspraak, waartegen op de reguliere wijze hoger beroep kan worden ingesteld.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- verklaart zich onbevoegd voor zover belanghebbende een rechtsvordering heeft willen instellen bij de civiele rechter.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 3 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2297.