ECLI:NL:RBZWB:2023:216

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _5548
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen aanslagen leges door de rechtbank

Op 17 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken van belanghebbenden tegen de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door mr. G.P. Smit, hebben beroep aangetekend tegen twee aanslagen leges die hen waren opgelegd. De eerste aanslag had een dagtekening van 29 september 2020 en de tweede van 15 december 2020, beide ter hoogte van € 150. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar tegen de eerste aanslag niet-ontvankelijk en het bezwaar tegen de tweede aanslag ongegrond, waarna de belanghebbenden in beroep gingen.

De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat dit niet noodzakelijk was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De heffingsambtenaar heeft in een brief van 18 oktober 2022 aangegeven dat de aanslagen leges ambtshalve zijn vernietigd en dat de reeds betaalde leges zo spoedig mogelijk zullen worden terugbetaald. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbenden gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar en de aanslagen leges vernietigd.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 49 moet vergoeden en dat belanghebbenden recht hebben op een forfaitaire proceskostenvergoeding van € 1.133. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een integrale vergoeding van de juridische kosten rechtvaardigden. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is voor een hogere schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/5548 en 21/5549

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2023 in de zaken tussen

[belanghebbenden] , uit [woonplaats] , belanghebbenden

(gemachtigde: mr. G.P. Smit),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant(gemeente Zundert; de heffingsambtenaar).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbenden tegen de (in een document weergegeven) uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 5 november 2021.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbenden twee aanslagen leges opgelegd met dagtekening 29 september 2020 (factuurnummer [nummer 1] ) en 15 december 2020 (factuurnummer [nummer 2] ), beiden ten bedrage van € 150 (de aanslagen leges).
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbenden tegen de aanslag leges van 29 september 2020 niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen de aanslag leges van 15 december 2020 ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslagen leges gehandhaafd.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in deze zaken niet nodig is.

Beoordeling door de rechtbank

Inhoudelijk
1.1
Belanghebbenden hebben een beroepschrift ingediend tegen de aanslagen leges.
1.2
De heffingsambtenaar heeft aangegeven dat de in beroep aangevoerde argumenten aanleiding hebben gegeven om bij brief van 18 oktober 2022 de aanslagen leges ambtshalve te vernietigen. Tevens is vermeld dat de door belanghebbenden al betaalde leges zo spoedig mogelijk worden terugbetaald.

Conclusie

2. De beroepen zijn kennelijk gegrond. De rechtbank zal de uitspraken op bezwaar en de aanslagen leges vernietigen.
Proceskosten en griffierecht
3.1
De heffingsambtenaar moet het griffierecht van eenmaal € 49 vergoeden.
3.2
Belanghebbenden maken aanspraak op schadevergoeding in de vorm van een integrale vergoeding van de juridische kosten, omdat de heffingsambtenaar c.q. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert tegen beter weten in een last onder dwangsom hebben opgelegd, waardoor belanghebbenden ten onrechte zijn aangezet tot het aanvragen van omgevingsvergunningen en zijn geconfronteerd met ten onrechte geheven aanslagen leges.
3.3
Voor toekenning van een (proces)kostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is slechts grond indien sprake is van ‘bijzondere omstandigheden’. Het in vergaande mate onzorgvuldig of tegen beter weten in handelen van een heffingsambtenaar kan een bijzondere omstandigheid vormen zoals bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Bpb. [1]
3.4
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar uitsluitend bevoegd is beslissingen te nemen ten aanzien van gemeentelijke belastingen. De heffingsambtenaar heeft de aanslagen leges opgelegd, omdat aan het belastbaar feit (de aanvragen om omgevingsvergunningen) was voldaan. Van onzorgvuldig of tegen beter weten in handelen door de heffingsambtenaar is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Er is daarom geen sprake van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot een integrale vergoeding van de juridische kosten in deze beroepen over de aanslagen leges. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
3.5
Omdat de beroepen gegrond zijn, hebben belanghebbenden wel recht op een forfaitaire vergoeding van hun proceskosten. De rechtbank stelt de vergoeding van proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Bpb vast op € 1.133 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 296, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar en de aanslagen leges;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 49 aan belanghebbenden
vergoedt;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.133 aan proceskosten aan
belanghebbenden;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 17 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Hoge Raad 4 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2975, r.o. 3.5.