ECLI:NL:RBZWB:2023:2156
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verlies uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen in het belastingrecht met betrekking tot borgstellingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 maart 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.449 was vastgesteld. Tevens was er belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd door de inspecteur ongegrond verklaard.
De rechtbank beoordeelt of belanghebbende recht heeft op een verlies van € 24.000 uit borgstellingen, die hij had afgegeven ten behoeve van vennootschappen waarin hij een aanmerkelijk belang had. De rechtbank onderzoekt of deze borgstellingen op zakelijke gronden zijn aangegaan. Belanghebbende stelt dat de borgstellingen zijn verstrekt met de verwachting dat de vennootschappen winstgevend zouden zijn, maar de inspecteur betwist dit en wijst op de slechte financiële situatie van de betrokken vennootschappen.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de borgstellingen niet door een onafhankelijke derde zouden zijn verstrekt onder vergelijkbare omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van zakelijke borgstellingen en dat belanghebbende het betaalde bedrag van € 24.000 niet ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden kan brengen. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag niet wordt verminderd en dat hij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.