4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op 17 oktober 2021 was verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Breda. De medeverdachten hadden stickers bij zich met daarop verschillende teksten, waaronder
“Nationaal socialisme, we zijn terug”, “Stop white replacement” en “To understand the situation white people are in one must study the overtaking of western civilization by a tiny racially aware tribe; read the culture of critique; white lives matter”. Verdachte en de medeverdachten deelden stickers uit en plakten deze op (lantaarn)palen. Een van deze stickers is door aangever [benadeelde 1] van een lantaarnpaal afgetrokken en verscheurd. Dit werd opgemerkt door verdachte en de medeverdachten. Hierop zijn verdachte en de medeverdachten met aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in conflict gekomen.
Feit 1
Aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben aangifte gedaan van belediging. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte meerdere keren ‘kankernegers’ tegen hen heeft gezegd en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan belediging van hen beiden.
Verdachte heeft bekend dat hij ‘kankerneger’ tegen [benadeelde 1] heeft gezegd. Aangeefster [benadeelde 2] heeft verklaard dat zij meermalen heeft gehoord dat verdachte tegen haar en [benadeelde 1] ‘kankernegers’(in meervoud) riep. Aangever [benadeelde 1] heeft ook verklaard dat verdachte ‘kankernegers’ zei.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde belediging door tegen beide aangevers het woord ‘kankernegers’ te zeggen.
Feit 2
Daarnaast wordt verdachte, kort gezegd, verweten dat hij zich, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het in voorraad hebben van stickers met daarop beledigende uitlatingen, met de bedoeling om de uitlatingen openbaar te maken en de stickers (met de uitlatingen) te verspreiden. Het gaat om de uitlatingen in de drie teksten die hiervoor zijn genoemd.
Ten behoeve van de leesbaarheid zal dit verwijt (verkort) worden geformuleerd als “ter openbaring of verspreiding in voorraad hebben van de tenlastegelegde stickers”.
Beoordeling van de tenlastegelegde uitlatingen
De rechtbank zal eerst beoordelen of de uitlatingen op de tenlastelegging beledigend zijn voor mensen met een donkere huidskleur en/of mensen van een bepaalde etnische afkomst.
Door de verdediging is in de zaken van verdachte en de medeverdachten bij dit feit een zelfde soort verweer gevoerd. Dit verweer komt er samengevat op neer dat er voor geen enkele tenlastegelegde uitlating sprake is van groepsbelediging. Dit omdat niet zou worden voldaan aan het juridisch kader van de Hoge Raad. De rechtbank zal daarom de tenlastegelegde uitlatingen in alle drie de zaken op dezelfde manier behandelen. Elke tenlastegelegde uitlating zal hierna afzonderlijk besproken en beoordeeld worden.
Het juridisch kader
Artikel 137c, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) stelt strafbaar het zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap.
Artikel 137e, eerste lid, sub 2 Sr stelt (samengevat) strafbaar het, anders dan voor zakelijke berichtgeving, in voorraad hebben van een voorwerp dat, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, een uitlating bevat die strafbaar is op grond van artikel 137c Sr, met de bedoeling dit voorwerp te verspreiden of de uitlating openbaar te maken.
De Hoge Raad heeft (zie ECLI:NL:HR:2014:3583) een beoordelingskader gegeven voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van belediging van een groep mensen. Relevant voor de beoordeling zijn de volgende toetsingscriteria: i. Is de uitlating naar haar bewoordingen of gelet op de context beledigend voor een groep mensen, en zo ja;
kan de uitlating in de context waarin zij is gedaan een bijdrage leveren aan het publiek debat of is de uitlating in de context waarin zij is gedaan een uiting van artistieke expressie, en zo ja;
is de uitlating als bijdrage aan het publiek debat of als uiting van artistieke expressie dan niet toch onnodig grievend.
Bij de tweede vraag speelt het recht op vrijheid van meningsuiting een rol bij de context. Op grond van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: ‘EVRM’) heeft eenieder recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan op grond van artikel 10 lid 2 EVRM in sommige gevallen worden beperkt. Zo ook in het geval van groepsbelediging in de zin van artikel 137c Sr. Wanneer de groepsbelediging echter een bijdrage kan leveren aan het maatschappelijk debat of wanneer deze een uiting is van artistieke expressie, en de uitlating niet onnodig grievend is, kan worden geoordeeld dat het beledigend karakter van de uitlating wordt weggenomen en dat de uitlating daarom toch is toegestaan.
Bij de beantwoording van de drie vragen moeten de uitlatingen niet alleen op zichzelf worden bekeken, maar moet ook worden gelet op de omstandigheden van het geval en mogelijke associaties die de uitlatingen wekken (zie HR 23 november 2010, NJ 2011/115).
De tenlastegelegde uitlatingen
- “Nationaal socialisme, we zijn terug”
De eerste uitlating in de tenlastelegging is de tekst “Nationaal socialisme, we zijn terug” met daarbij een symbool en een link.
( i) Deze uitlating kan bezwaarlijk anders worden gezien dan als verheerlijking van het gedachtegoed van het nationaalsocialisme (ook wel afgekort tot ‘nazisme’). Deze ideologie kenmerkt zich, zoals algemeen bekend, bij uitstek door rassenleer en antisemitisme, inhoudende dat bepaalde rassen, waaronder de Joden, inferieur zijn aan het Arische ras en op grond waarvan in de (recente) geschiedenis op grote schaal Joden zijn vermoord. De uitlating zal ontegenzeglijk bij velen associaties oproepen met datgene waarvoor het nationaalsocialisme stond. De tenlastegelegde uitlating kan daarom geen andere bedoeling hebben dan er op te wijzen dat de tijd waarin niet-Arische rassen als inferieur werden beschouwd en behandeld, zal herleven. Deze uitlating is daardoor beledigend voor mensen met een donkere huidskleur en/of mensen van een bepaalde etnische afkomst.
(ii) De rechtbank is van oordeel dat de uitlating met daarbij de enkele verwijzing op de sticker naar [website] geen bijdrage aan het publiek debat kan leveren en evenmin een uiting van artistieke expressie is. Het gaat dan ook niet om een groepsbelediging die in het licht van de vrijheid van meningsuiting van artikel 10 EVRM (toch) toelaatbaar zou kunnen zijn.
De rechtbank komt gezien vorenstaande niet toe aan toetsingscriterium (iii).
- “Stop white replacement”
De tweede uitlating in de tenlastelegging is de tekst “Stop white replacement”.
( i) In het Nederlands vertaald betekent deze zin ‘stop vervanging van witten’. Op zichzelf hoeven deze losse woorden niet beledigend van aard te zijn. Maar wanneer deze worden geïnterpreteerd en ook wordt gekeken naar de omstandigheden van het geval en de associatie die deze zin kan oproepen, ligt dit anders.
De rechtbank begrijpt deze uitlating zo, dat witte mensen niet mogen worden vervangen. Dit kan niet anders worden opgevat dan dat wordt bedoeld dat dit vervangen gebeurt door niet-witte mensen en dat een halt moet worden toegeroepen aan de uitbreiding van niet-witte mensen. Dat de uitlating in deze zin kan worden opgevat, wordt versterkt doordat de uitlating een associatie oproept met de White Lives Matter-beweging (hierna: WLM-beweging). Deze associatie wordt nog verder benadrukt doordat de tekst
“ [link naar applicatie] ”onder de uitlating is opgenomen.
Het is een feit van algemene bekendheid (gelet op openbare bronnen) dat de WLM-beweging in de Verenigde Staten is ontstaan als reactie op de Black Lives Matter-beweging (hierna: BLM-beweging). De BLM-beweging is voortgekomen uit de protesten in de Verenigde Staten tegen politiegeweld dat in allerlei vormen werd en wordt gebruikt tegen mensen met een donkere huidskleur. De boodschap van de BLM-beweging is dat de levens van mensen met een donkere huidskleur even waardevol zijn als die van andere mensen. De WLM-beweging is een reactie daarop vanuit neonazistische- en zogenoemde ‘white supremacy’-groepen. Aanhangers van deze beweging menen dat levens van blanke mensen meer waard zijn en er meer toe doen dan levens van mensen met een donkere huidskleur en streven blanke overheersing na. De WLM-beweging gebruikt niet alleen de slogan White Lives Matter, maar gebruikt ook zinnen als “we must secure the existence of our people and a future for white children”.
Gelet op het bovenstaande is de uitlating “stop white replacement” onmiskenbaar beledigend voor groepen mensen met een donkere huidskleur en/of mensen van een bepaalde etnische afkomst.
(ii) Bij het oordeel of de uitlating – in de context waarin zij is gedaan – een bijdrage kan leveren aan het publiek debat, betrekt de rechtbank onder meer de verwijzing op de sticker naar [link naar applicatie] . Deze leidt naar een Telegramaccount van White Lives Matter, waarbij de ‘voorpagina’ vermeldt “a world-wide, legal, peaceful and anonymous initiative that furthers the interests of White Children through real-life action”. Op het account zelf wordt onder andere vanuit allerlei landen verslag gedaan van acties, worden tips gegeven om stickers te maken en worden oproepen tot acties gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de uitlating in combinatie met de verwijzing naar [link naar applicatie] , niet worden gezien als een uitnodiging om een publiek debat te starten of daaraan een bijdrage te leveren maar is het (juist) door de combinatie van uitlating en verwijzing enkel een uitnodiging om eenzijdige actie te kunnen ondernemen en promoten. Evenmin is dit een uiting van artistieke expressie. Het gaat dan ook niet om een groepsbelediging die wegens de vrijheid van meningsuiting (toch) toelaatbaar zou kunnen zijn.
De rechtbank komt gezien vorenstaande niet toe aan toetsingscriterium (iii).
-
“To understand the situation white people are in one must study the overtaking of western civilization by a tiny racially aware tribe; read the culture of critique; white lives matter”
Dit is de derde uitlating in de tenlastelegging.
(
i) Deze uitlating legt blijkens de tekst een link tussen de situatie waarin witte mensen zouden verkeren en de overname (‘overtaking’) van de westerse beschaving door een ander ras. Net als bij de uitlating
“stop white replacement”vat de rechtbank hier de woorden ‘overtaking’ en ‘White Lives Matter’ op als het voorkomen dat niet-witte mensen de witte mensen overnemen en hun cultuur verdringen. Ook deze opvatting wordt versterkt doordat de uitlating door de woorden White Lives Matter een directe associatie oproept met de hiervoor besproken WLM-beweging, welke associatie nog verder wordt benadrukt doordat de tekst
“ [link naar applicatie] ”onder de uitlating is opgenomen.
Gelet hierop is ook deze uitlating onmiskenbaar beledigend voor groepen mensen met een donkere huidskleur en/of mensen van een bepaalde etnische afkomst.
(ii) Ook hier betrekt de rechtbank bij het oordeel of de uitlating – in de context waarin zij is gedaan – een bijdrage kan leveren aan het publiek debat, onder meer de (hiervoor al besproken) verwijzing op de sticker naar [link naar applicatie] .
Naar het oordeel van de rechtbank kan ook deze uitlating in combinatie met de verwijzing naar [link naar applicatie] , niet worden gezien als een uitnodiging om een publiek debat te starten of daar een bijdrage aan te leveren maar is het (juist) door de combinatie van uitlating en verwijzing enkel een uitnodiging om eenzijdige actie te kunnen ondernemen en promoten. Evenmin is dit een uiting van artistieke expressie. Het gaat dan ook niet om een groepsbelediging die wegens de vrijheid van meningsuiting (toch) toelaatbaar zou kunnen zijn.
De rechtbank komt gezien vorenstaande niet toe aan toetsingscriterium (iii).
Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat alle tenlastegelegde uitlatingen groepsbelediging opleveren voor mensen met een donkere huidskleur en/of mensen van een bepaalde etnische afkomst.
Opzet op de groepsbelediging
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de uitlatingen beledigend zijn voor een groep mensen wegens hun ras, te weten mensen met een donkere huidskleur en/of mensen van een bepaalde etnische afkomst. Uit het voorgaande blijkt dat de uitlatingen op de stickers afkomstig zijn van racistische organisaties die daarmee tot uitdrukking willen brengen dat levens van witte mensen er meer toe doen dan levens van niet-witte mensen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich niet heeft verdiept in de achtergrond van de uitlatingen op stickers. Toch blijkt uit de tekst van de stickers, zeker in combinatie met elkaar, overduidelijk waarop deze zien. Gelet daarop en de context waarin dit feit is begaan, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat de uitlatingen op de stickers beledigend zijn voor mensen met een donkere huidskleur en/of mensen van een bepaalde etnische afkomst. De rechtbank acht daarom opzet op de groepsbelediging wettig en overtuigend bewezen.
Opzet op het ter openbaring of verspreiding in voorraad hebben
Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of verdachte opzet had op het ter openbaring of verspreiding in voorraad hebben van de stickers met daarop de drie tenlastegelegde uitlatingen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap had van het in voorraad hebben van de stickers met de drie tenlastegelegde uitlatingen. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Uit het dossier blijkt het volgende. De stickers met de tenlastegelegde uitlatingen zijn niet bij verdachte zelf aangetroffen; de medeverdachten droegen deze bij zich. Deze stickers had hij op het moment van de aanhouding dus niet zelf fysiek in voorraad. Ook blijkt nergens anders uit dat verdachte het oogmerk of bewustzijn had om deze stickers ter openbaarmaking of verspreiding in voorraad te hebben. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte geen ‘vol’ opzet op het feit heeft gehad.
Dan resteert de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad. Daarvan is sprake als verdachte met de aard van zijn gedragingen en de omstandigheden waaronder deze gedragingen zijn begaan, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij ook de stickers met daarop de drie tenlastegelegde uitlatingen ter openbaarmaking of verspreiding in voorraad heeft gehad. Uit het dossier blijkt dat verdachte en de medeverdachten op de bewuste dag samen een stickeractie hebben gehouden waarbij zij op meerdere locaties in Breda verschillende soorten stickers hebben geplakt. Verdachte heeft verklaard dat hij die middag stickers met de tekst White Lives Matters heeft geplakt en dat hij stickers heeft gekregen van de medeverdachten. De geplakte stickers waren voor iedereen zichtbaar. Zo verklaart aangever [benadeelde 1] dat hij eerst een tas zag met daarop een sticker en dat hij vervolgens stickers zag op een tweetal lantaarnpalen op straat. Daarnaast bevat het dossier ook een drietal foto’s van stickers met verschillende teksten die zijn geplakt op lantaarnpalen, waaronder een sticker met de tenlastegelegde tekst
“stop white replacement”. Deze verschillende soorten stickers waren dus ook zichtbaar voor verdachte.
Daarbij komt dat uit niets blijkt dat verdachte bij zijn medeverdachten heeft geïnformeerd naar wat voor soort stickers zij nog meer bij zich hadden. Gezien de verscheidenheid aan stickers die voor hem al kenbaar waren, had dat wel op zijn weg gelegen nu zij gezamenlijk op pad waren om stickers te plakken. Hierdoor heeft hij het risico op de koop toegenomen dat er andere stickers waren dan waarvan verdachte heeft verklaard dat hij wetenschap had, (te weten de sticker met de tekst White Lives Matter). Door zich niet te distantiëren heeft hij de aanwezigheid van andere stickers op de koop toe genomen.
Gelet op alle bovengenoemde gedragingen en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het, anders dan voor zakelijke berichtgeving, ter openbaarmaking en verspreiding in voorraad hebben van de stickers met de tenlastegelegde uitlatingen wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
Tot slot moet rechtbank beoordelen of verdachte het feit heeft medegepleegd. Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking vereist, gericht op het gezamenlijk uitvoeren van het delict.
Zoals hiervoor overwogen, heeft verdachte voorwaardelijk opzet gehad op het ter openbaarmaking of verspreiding in voorraad hebben van de tenlastegelegde stickers. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en de medeverdachten op de bewuste dag samen een stickeractie hebben gehouden waarbij zij samen door Breda zijn gelopen en er op meerdere locaties in Breda verschillende soorten stickers zijn geplakt. In de tassen van de medeverdachten zijn tientallen stickers, waaronder de tenlastegelegde stickers, aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij die middag stickers met de tekst White Lives Matters heeft geplakt en dat hij stickers heeft gekregen van de medeverdachten. Ook de medeverdachten hebben verklaard dat zij die dag samen stickers hebben geplakt. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden, ook gelet op de rol die verdachte en de medeverdachten hebben gehad, in onderling verband en samenhang bezien, sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, en dus van medeplegen van het feit.
Conclusie
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met de twee medeverdachten de tenlastegelegde stickers met daarop de beledigende uitlatingen voor mensen met een donkere huidskleur en/of mensen van een bepaalde etnische afkomst, anders dan voor zakelijke berichtgeving, ter openbaarmaking of verspreiding in voorraad heeft gehad. Zij acht daarmee het onder twee tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.