ECLI:NL:RBZWB:2023:2117

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
02/025903-92
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor een periode van twee jaar

Op 31 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van de terbeschikkingstelling (tbs) van betrokkene, die sinds 2003 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs met twee jaar te verlengen, toegewezen. Betrokkene is in 1992 veroordeeld voor ernstige misdrijven, waaronder moord en verkrachting, en verblijft momenteel in een tbs-instelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ziekelijke stoornis en een hoog recidiverisico, wat de verlenging van de tbs noodzakelijk maakt. De rechtbank heeft ook de adviezen van de tbs-instelling en externe deskundigen in overweging genomen, die allen hebben geadviseerd om de tbs te verlengen. De verdediging pleitte voor een kortere verlenging van één jaar, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren om van het uitgangspunt van een verlenging van twee jaar af te wijken. De rechtbank benadrukte dat de veiligheid van anderen voorop staat en dat er geen reële kans is dat de situatie van betrokkene binnen een jaar zodanig verandert dat een beëindiging van de tbs aan de orde kan zijn. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/025903-92
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 31 maart 2023
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene] (hierna: betrokkene)
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
verblijvende in [de kliniek 1] , [adres]

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 3 februari 2023, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna tbs) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene tot en met het vierde kwartaal van 2022;
- het rapport van [de kliniek 2] d.d. 13 januari 2023, waarin het advies van de inrichting is vermeld;
- het verslag van de op 22 juni 2022 gehouden zorgconferentie;
- het rapport van [psycholoog 1] d.d. 8 februari 2023;
- het rapport van [psychiater] d.d. 28 december 2012.

2.De procesgang

Bij vonnis van deze rechtbank van 28 september 1992 is betrokkene wegens tweemaal moord, driemaal verkrachting en het meermalen hebben van vleselijke gemeenschap met een minderjarige tussen de 12 en 16 jaar veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf en tbs met verpleging van overheidswege.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om misdrijven als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is op 24 maart 2003 aangevangen. De tbs is laatstelijk bij beslissing van 9 juli 2021 verlengd voor een termijn van twee jaren.
Tijdens het onderzoek ter openbare zitting van de rechtbank van 17 maart 2023 is de officier van justitie, mr. E. van Aalst, gehoord. Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te ‘s-Gravenhage. Voorts is de deskundige [psycholoog 2] gehoord, als hoofd behandeling en als GZ-psycholoog i.o. verbonden aan [de kliniek 2] .

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling (verder: de kliniek) heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar en heeft daartoe het volgende vermeld in het verlengingsadvies.
Betrokkene verblijft sinds maart 2003 in de tbs. Hij heeft tbs met dwangverpleging opgelegd gekregen vanwege kort gezegd verkrachting van meerdere meisjes (in de leeftijd van 12 tot 16 jaar) en moord op twee van hen in 1992. Hij is achtereenvolgens behandeld in [de kliniek 3] , in [de kliniek 4] en sinds 14 oktober 2014 in [de kliniek 2] .
Er is sprake van een ongespecificeerde parafiele stoornis, een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en vermijdende trekken en een stoornis in het gebruik van alcohol, in remissie in een gereguleerde omgeving.
De kliniek adviseert de huidige maatregel met twee jaar te verlengen. De kernproblematiek die ten grondslag ligt aan de indexdelicten is nog actueel. Daarbij is er sprake van een hoog recidiverisico bij verval van de huidige maatregel/zorg en toezicht.
Er is een aanvraag LFPZ gedaan op 16 februari 2021. De rechtbank laat op 9 juli 2021, in lijn met het advies van het PBC, weten dat er moet worden gezocht naar wat er voor betrokkene nodig is hem een menswaardig bestaan te geven, zoals eventueel begeleid verlof, en ziet geen reden een zorgconferentie te organiseren. De PJ-rapporteurs adviseren in het MD-rapport van september 2021 omtrent de wenselijkheid van toekenning van de longstay-status om wel een zorgconferentie te organiseren om te toetsen of betrokkene in aanmerking komt voor één van de bestaande longcarevoorzieningen. Als dit niet het geval is, resteert plaatsing in de longstay. Als reactie hierop geeft de kliniek op 15 oktober 2021 aan dat er in aanloop naar de LFPZ-aanvraag al zorgvuldig getoetst is of een longcareplaatsing haalbaar is, onder andere intern door de multidisciplinaire trajectcommissie en extern door collegiale consultatie. Toch heeft op 22 juni 2022 een zorgconferentie plaatsgevonden. Hieruit is gekomen dat bekeken kan worden of [de kliniek 5] en anders [de kliniek 1] over wil gaan tot een observatieplaatsing
.Na een intake door [de kliniek 5] met betrokkene is door hen besloten hier niet toe over te gaan, zij kunnen zich vinden in de aanvraag LFPZ. De vraag is daarna voorgelegd aan [de kliniek 1] . Daar volgt nu een observatieplaatsing waarin zij zullen bekijken of zij hem over willen nemen om begeleid verlof met hem te praktiseren.
De kliniek concludeert dat ondanks intensieve behandeling binnen verschillende klinieken de kernproblematiek van betrokkene niet bewerkbaar is gebleken. Het recidiverisico is onverminderd hoog en langdurig extern risicomanagement wordt noodzakelijk geacht. Zijn probleeminzicht en -besef is beperkt, wat behandeling belemmert. Er werden geen behandelmogelijkheden meer gezien, waarop besloten is een LFPZ-aanvraag te doen. Deze aanvraag is “on hold” gezet, hangende de observatieplaatsing bij [de kliniek 1] .
Ter zitting heeft de deskundige [psycholoog 2] daaraan nog het volgende – samengevat en zakelijk weergegeven – toegevoegd. De kernproblematiek is ondanks medewerking van betrokkene niet bewerkbaar gebleken en dat lijkt blijvend. [de kliniek 2] wacht het oordeel van [de kliniek 1] af. Dat doet niet af aan het advies tot verlenging van de tbs met twee jaar.
Na de observatieplaatsing zou eventueel gekeken kunnen worden of betrokkene in [de kliniek 1] geplaatst kan worden. Dat proces neemt meerdere maanden in beslag. Mocht het aan de orde zijn, dan zou eventueel een begeleid verlof aangevraagd kunnen worden, wat ook de nodige tijd kost. Zelfs als [de kliniek 1] eventuele verloffaciliteiten zou kunnen bieden dan is dat na één jaar nog niet in gang gezet.

4.Het advies van de externe gedragsdeskundigen

[psychiater] heeft in het rapport van 28 december 2022 geadviseerd om de tbs maatregel met twee jaar te verlengen. Volgens de psychiater is er bij betrokkene sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vooral narcistische en borderline kenmerken, een ongespecificeerde parafiele stoornis en stoornis in gebruik van alcohol in remissie in een gereguleerde omgeving. De seksuele stoornis komt vooral tot uiting in de seksuele distorsies in zijn verhouding met de slachtoffers. Er is sprake van een gebrek aan mentaliserend vermogen dat als een handicap moet worden gezien.
Vanuit de klinische indruk wordt de kans op herhaling van een vergelijkbaar delict als de indexdelicten als hoog ingeschat, uitgaande van hetgeen er over beschreven is in het dossier en de indrukken tijdens de gevoerde gesprekken. Het probleem bij de inschatting is dat betrokkene niet voldoende openheid geeft of kan geven omtrent de dynamiek achter de indexdelicten. Er wordt vanuit de HCR 20 een hoog risico op geweld ingeschat. Er is bij de kans op recidive gevaar voor ernstig lichamelijk letsel bij de ander. Het gevaar voor een (seksueel) geweldsdelict is hoog als betrokkene zonder tbs-maatregel zou zijn.
Er wordt nu een hernieuwde observatie gedaan in [de kliniek 1] van een half jaar. Het is van belang om de conclusie daarvan af te wachten. De psychiater doet daar nu dan ook geen uitspraak over. Betrokkene heeft hoog beveiligingsniveau nodig en intensieve zorg
.
[psycholoog 1] heeft in het rapport van 8 februari 2023 geadviseerd de maatregel met twee jaar te verlengen. Volgens de psychiater is betrokkene lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline en vermijdende trekken en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een stoornis in alcoholgebruik, langdurig in remissie, in een gedwongen kader en een ongespecificeerde parafiele stoornis.
Volgens de psycholoog zal betrokkene nog geruime tijd (zo niet altijd) afhankelijk blijven van externe steun. In het hypothetische geval dat betrokkene alleen in de maatschappij moet functioneren wordt de kans op een recidive geweldsdelict als hoog ingeschat en een recidive zedendelict als matig. Onder de huidige omstandigheden met de bescherming van de maatregel-tbs wordt het risico op een recidief geweldsdelict als laag/matig ingeschat en een recidive zedendelict als laag. Wanneer betrokkene uit zorg is (in het hypothetische geval dat de maatregel-tbs wordt beëindigd) loopt het op tot hoog voor een geweldsdelict en op de (middel) lange termijn op een zedendelict laag-matig.
Volgens de psycholoog kan gesteld worden dat betrokkene zijn behandelplafond heeft bereikt. Na 19 jaar behandeling in diverse klinieken is de kernproblematiek nog steeds aanwezig. Vanwege zijn gebrekkige mentaliserende vermogen herkent betrokkene absoluut niet dat hij een relationele weg inslaat die bij hem zou kunnen leiden tot het delictgedrag. De bescherming dient vooral gezocht te worden in externe factoren, zoals die thans geboden wordt in het kader van een maatregel-tbs. Momenteel is er de wens om te onderzoeken hoe veilig of onveilig het praktiseren van begeleid verlof is. Betrokkene is al aangemeld voor opname [de kliniek 1] . Mocht [de kliniek 1] een begeleid verlof niet verantwoord vinden, dan volgt er een plaatsing in de longstay.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering om de tbs met twee jaar te verlengen gebleven. Volgens haar moet er afgewacht worden wat uit de observatieplaatsing bij [de kliniek 1] komt. Dan volgt er een keuze tussen, kort gezegd, longcare of longstay. De officier van justitie volgt de adviezen en conclusies van [de kliniek 2] en de onafhankelijke deskundigen, die zich allen scharen achter een verlenging van de tbs met twee jaar. Ook als uit de observatieplaatsing zou blijken dat een longcare verblijf mogelijk zou zijn, dan nog gaat het lang duren voordat dat geëffectueerd wordt en komt een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de tbs nog lang niet aan de orde. De observatieplaatsing duurt immers in totaal al 22 weken, waarvan nu 10 dagen zijn verlopen, waarna eventueel gekeken zal moeten worden of betrokkene, afhankelijk van wachtlijsten, in [de kliniek 1] kan blijven en of er opties zijn voor verlofregelingen. Dan zal na één jaar in elk geval nog niet gezegd kunnen worden of een voorwaardelijke beëindiging een reële optie is. De officier van justitie verwijst voorts naar de heersende jurisprudentie die als uitgangspunt heeft dat de tbs met twee jaar verlengd moet worden wanneer niet aannemelijk is dat binnen één jaar een geheel andere situatie is ontstaan.

6.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft op zitting verklaard dat hij sinds 10 dagen bij [de kliniek 1] verblijft en dat zijn eerste ervaringen op de groep goed zijn. Hij is blij dat er gekeken wordt of op den duur een begeleid verlof mogelijk is. Hij begrijpt ook dat de tbs verlengd moet worden, maar vindt een verlenging van twee jaar te lang. Hij wil een verlenging van de tbs met één jaar, zodat na een jaar gekeken kan worden hoe de situatie dan is en of wordt nagekomen wat na de obervatieplaatsing door [de kliniek 1] is geconcludeerd en geadviseerd, zodat hij dan enig perspectief heeft.
De raadsman heeft - samengevat - betoogd dat [de kliniek 1] misschien wel met andere opties komt dan verwacht wordt. Hij is van mening dat een uitgebreid onderzoek dient plaats te vinden bij [de kliniek 1] , mede gelet op de verschillende risicotaxaties die de kliniek en de onafhankelijke deskundigen hebben gemaakt. Op de hoofdregel dat een tbs in beginsel met twee jaar verlengd dient te worden, zijn uitzonderingen mogelijk. Daarbij verwijst de raadsman naar een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 april 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:3686) waar het hof aanleiding zag om, anders dan de rechtbank, de tbs met één jaar te verlengen in plaats van met twee jaar in verband met onzekerheid over een longstayplaatsing. Hij verzoekt de tbs met één jaar te verlengen, zodat na een jaar gekeken kan worden hoe het gaat met betrokkene en wat aan zorg en beveiliging nodig is, waarbij hij niet uitsluit dat een lager niveau van beveiliging voldoende zou kunnen zijn.

7.Het oordeel van de rechtbank

De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen dat eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Uit het verlengingsadvies van de kliniek en uit de rapporten van de psychiater en psycholoog blijkt dat bij betrokkene nog steeds sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling. Tevens wordt het recidiverisico bij een beëindiging van de tbs-maatregel op dit moment ingeschat als hoog voor geweldsdelicten en als op zijn minst matig voor seksuele delicten. Er is dus nog altijd sprake van gevaar voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, waardoor verlenging van de tbs-maatregel is vereist.
Het advies van de kliniek en van de externe deskundigen is om de tbs met twee jaar te verlengen. Van de zijde van de verdediging is betoogd om de verlenging uit te spreken voor een periode van één jaar. De rechtbank overweegt over de periode van de verlenging het volgende.
Op 22 juni 2022 is een zorgconferentie gehouden waarbij onder de aanwezigen overeenstemming is over het gebrek aan behandelperspectief voor betrokkene. De rechtbank stelt vast dat het advies van de zorgconferentie een observatieplaatsing is met als vraagstelling: "Zien jullie kans zonder behandeling de relationele veiligheid voldoende vorm te geven om begeleid verlof te praktiseren en willen jullie dat aan gaan? Als verlof niet mogelijk is, wat dan?"
Sinds 7 maart 2023 verblijft betrokkene in het kader van een observatieplaatsing in [de kliniek 1] . Daar zal onderzocht worden of een (beveiligd) begeleid verlof mogelijk is.
Gelet op wat er tot nu toe aan rapportages over betrokkene voorligt, gaat de rechtbank ervan uit dat er vooralsnog twee opties zullen zijn na de observatieplaatsing: longcareplaatsing (met eventueel (beveiligd) begeleid verlof) of longstayplaatsing (LFPZ-plaatsing). Het uitwerken en invullen vervolgens van een van die opties zal de nodige tijd in beslag nemen. De raadsman heeft de rechtbank niet kunnen overtuigen van het bestaan van eventuele andere opties die bovendien ertoe zouden moeten leiden de verlenging van de tbs te beperken tot de duur van één jaar.
Daarnaast geldt ten aanzien van de duur van de verlenging als uitgangspunt dat de termijn dient te worden verlengd met twee jaar, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de maatregel met één jaar.
Bij het verzoek van de raadsman de tbs met één jaar te verlengen, heeft hij verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 april 2015. De rechtbank stelt vast dat het hof in bedoeld arrest mede aanleiding ziet om af te wijken van genoemd uitgangspunt omdat bij verlenging met één jaar op korte termijn nieuwe rapportages zullen worden opgemaakt door externe deskundigen. Dat is in de zaak van betrokkene niet het geval, nu immers zeer recent deze rapportages zijn opgemaakt. Voor wat betreft het criterium om af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt is de casus van het hof niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak van betrokkene en zal deze uitspraak door de rechtbank verder niet betrokken worden bij het nemen van haar beslissing over de duur van de verlenging..
Uit de toelichting van de deskundige van [de kliniek 2] ter zitting begrijpt de rechtbank dat het niet zo is dat - wanneer [de kliniek 1] mogelijkheden ziet voor een begeleid verlof - al over een jaar dit verlof geëffectueerd zal kunnen zijn. Laat staan dat dan een situatie is ontstaan waarbij de rechtbank voor de vraag zou komen te staan of een voorwaardelijke beëindiging aan de orde is. De rechtbank zou dan ook over een jaar geen beslissingen kunnen nemen die voor betrokkene relevant en hoopvol zouden kunnen zijn. Een verlenging met één jaar zal betrokkene dus uiteindelijk alleen maar valse hoop en een schijnperspectief opleveren.
Gezien bovenstaande overwegingen ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheid om van eerdergenoemd uitgangspunt af te wijken. De rechtbank zal de tbs met twee jaar verlengen.

8.De beslissing.

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. J. van Riet, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier E.A.J. de Roos en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 maart 2023.
Mr. Van Riet is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.