ECLI:NL:RBZWB:2023:2077

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
C/02/404581 / FA RK 22-5759
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en voogdij over minderjarige in het kader van verslavingsproblematiek van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2021. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de Gecertificeerde Instelling (GI) tot voogdes te benoemen. De moeder, die momenteel gedetineerd is, heeft aangegeven in de toekomst weer voor haar kind te willen zorgen, maar de Raad en de GI zijn van mening dat de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen. De rechtbank heeft de zaak mondeling behandeld, waarbij de moeder niet aanwezig was, maar haar advocaat wel. De rechtbank heeft besloten het verzoek aan te houden voor nader onderzoek naar de gewijzigde omstandigheden, aangezien de moeder nu aangeeft niet langer achter de gezagsbeëindiging te staan en bereid is om aan haar verslavingsproblemen te werken. De rechtbank heeft de Raad verzocht om aanvullend te rapporteren over de situatie van de moeder en de mogelijkheden voor haar om in de toekomst het gezag uit te oefenen. De beslissing op het verzoek is aangehouden tot een pro forma datum, waarbij de rechtbank zich iedere verdere beslissing voorbehoudt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/404581 / FA RK 22-5759
Datum uitspraak: 28 maart 2023
Beschikking over beëindiging van het ouderlijk gezag
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. B.S. van Haeften, te ‘s-Gravenhage,
[de pleegouders],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 19 december 2022 ingekomen verzoek van de Raad;
- de bereidverklaring van de GI van 19 december 2022.
1.2
Op 27 februari 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
1.3
Bij die mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de advocaat van de moeder (via MS Teams);
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- de pleegvader.
1.4
De moeder is niet aanwezig geweest bij de zitting. Zij is momenteel gedetineerd en heeft op 27 februari 2023 schriftelijk afstand gedaan van haar recht om bij de zitting aanwezig te zijn.
1.5
Het verzoek van de Raad is gelijktijdig behandeld met het samenhangende verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] , bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/399948 / JE RK 22-1305. In die zaak is bij aparte beschikking beslist.
1.6
De rechtbank heeft de advocaat van de moeder in de gelegenheid gesteld om het verzoek van de Raad na de mondelinge behandeling met de moeder te bespreken en haar reactie schriftelijk aan de rechtbank kenbaar te maken.
1.7
Na de mondelinge behandeling zijn binnen de daarvoor gestelde termijnen de volgende stukken ingekomen:
- de nadere reacties van de advocaat van de moeder van 28 februari 2023 en 20 maart 2023;
- de nadere reacties van de GI van 28 februari en 14 maart 2023;
- de nadere reactie van de pleegouders van 17 maart 2023;
- de nadere reactie van de Raad van 20 maart 2023.
1.8
De advocaat van de moeder heeft desgevraagd aangegeven dat de moeder geen behoefte heeft aan een nadere mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
Bij beschikking van 30 juni 2021 is [minderjarige] (die toen nog niet geboren was) voorlopig onder toezicht van de GI gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 16 september 2022 tot 29 september 2023.
2.3
Bij beslissing van [datum] 2021 heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twee weken. De machtiging is vervolgens telkens verlengd. De kinderrechter heeft bij beschikking van 16 september 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 29 maart 2023. Het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing (voor de duur van zes maanden) is toen aangehouden.
2.4
[minderjarige] verblijft bij de pleegouders.

3.Het verzoek

3.1
De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [minderjarige] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2
De GI heeft zich bij brief van 19 december 2022 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.
3.3
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de Raad schriftelijk gevraagd om haar verzoek voor een periode van negen maanden aan te houden.

4.Het standpunt van de verzoeker

4.1
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat zij het verzoek heeft gedaan, omdat de moeder in het onderzoek van de Raad te kennen gaf dat zij achter de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders stond. De moeder legde zich toen erbij neer dat [minderjarige] niet bij haar, maar bij de pleegouders zou opgroeien. Sinds de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders vlak na haar geboorte is er tot aan de mondelinge behandeling geen contact tussen de moeder en [minderjarige] geweest. Het nemen van gezagsbeslissingen was een complicerende factor, omdat de moeder moeilijk te bereiken was. De Raad stelde zich tijdens de mondelinge behandeling daarom op het standpunt dat de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige] duidelijkheid en continuïteit zou brengen. Bovendien zou de moeder niet in staat zijn om binnen een voor [minderjarige] en haar ontwikkeling aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. De Raad vindt evenals de GI dat het voor de pleegouders nog te vroeg is om de pleegoudervoogdij over [minderjarige] te hebben. Daarom heeft de Raad de rechtbank verzocht om de GI met de voogdij te belasten.
4.2
In de brief van 20 maart 2023 heeft de Raad naar aanleiding van de nadere reactie van de moeder op het verzoek gevraagd om het verzoek voor een periode van negen maanden aan te houden. De reden hiervoor is dat de omstandigheden sinds het raadsonderzoek zijn gewijzigd. De moeder is gedetineerd en zij staat niet meer achter de gezagsbeëindiging. Vanuit haar detentie kan volgens de Raad worden onderzocht of zij kan samenwerken met de GI. Die nadere termijn kan worden benut om vast te stellen of de gewijzigde omstandigheden maken dat de moeder haar gezag over [minderjarige] kan uitoefenen en zij in het belang van [minderjarige] (tijdig) beslissingen kan nemen. De Raad vindt het verder in het belang van [minderjarige] dat zij hier duidelijkheid over gaat krijgen.

5.Het standpunt van de moeder

5.1
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder naar voren gebracht dat zij het verzoek van de Raad niet heeft ontvangen en daarom ook niet met de moeder heeft kunnen bespreken. Zij heeft aangevoerd dat de moeder de hoop heeft dat zij in de toekomst zelf voor [minderjarige] kan zorgen, ook al is de situatie daar nu nog niet naar. De moeder vindt het moeilijk om [minderjarige] te missen.
5.2
In haar nadere reactie van 28 februari 2023 heeft de advocaat van de moeder aangegeven dat het de moeder veel pijn en verdriet doet dat zij [minderjarige] van de GI niet heeft mogen zien. De moeder wil namelijk graag een band met haar dochter opbouwen en deze kans wordt haar ontnomen. De moeder verblijft sinds november 2022 in een penitentiaire inrichting (PI) en zij is inmiddels clean. De moeder wil dit in de toekomst volhouden en haar leven positief voortzetten. Vanuit de PI wordt bekeken of zij in een afkickkliniek verder aan haar verslavingsproblematiek kan werken. Vervolgens zou de moeder de overstap naar begeleid wonen kunnen maken en in de verdere toekomst hopelijk zelfstandig kunnen wonen. Uiteindelijk hoopt de moeder weer zelf de zorg voor [minderjarige] te kunnen dragen. Gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige] is het voor haar ontwikkeling niet schadelijk dat het perspectief nog niet duidelijk is. De moeder wil zelf betrokken blijven bij belangrijke beslissingen en zij is goed bereikbaar in de PI en de afkickkliniek. Het is volgens de moeder op dit moment nog te vroeg om een zo vergaand middel in te zetten.

6.Het standpunt van de GI

6.1
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de moeder en [minderjarige] een jaar lang geen contact met elkaar hebben gehad. Het is de GI niet gelukt om de moeder te spreken te krijgen totdat de moeder in de PI zat en zij via de begeleider van de moeder contact heeft kunnen krijgen. De GI wil stappen zetten om het contact tussen de moeder en de pleegouders tot stand te brengen. Dit zal in eerste instantie online plaatsvinden en in de toekomst mogelijk ook leiden tot fysiek contact tussen hen. De moeder zal vanaf afgelopen december anderhalf tot twee jaar in de PI moeten blijven in verband met een gedwongen maatregel. De GI ontvangt geen of beperkte informatie van de PI en de moeder over haar huidige traject.
6.2
Het is onduidelijk hoe het leven van de moeder daarna eruit komt te zien. De GI vreest dat dan weer de situatie ontstaat dat zij continu rekening moet houden met de moeder, terwijl zij niet bereikbaar is. De GI wil met de gezagsbeëindiging duidelijkheid aan [minderjarige] en de moeder bieden. De moeder blijft betrokken in het leven van [minderjarige] zolang er afspraken met haar te maken zijn. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat zij weet wie haar biologische moeder is, maar ook dat de pleegouders altijd voor haar zullen blijven zorgen. [minderjarige] is het eerste pleegkind van de pleegouders en zij willen daarom nog geen pleegoudervoogdij. Wanneer de moeder uit de PI komt en haar eigen bestaan heeft opgebouwd, kan de GI de voogdij aan de pleegouders overdragen. In de tussentijd probeert de GI om [minderjarige] via de zus van de moeder in contact te brengen met haar halfbroertjes en -zusjes.
6.3
In haar nadere schriftelijke reacties heeft de GI laten weten dat zij de moeder na de mondelinge behandeling online heeft gesproken. De GI merkt dat de moeder erg wantrouwig is richting haar en het niet eens is met de manier waarop de eerste kennismaking met [minderjarige] en de pleegouders plaatsvindt. De moeder heeft toestemming gegeven voor een ontmoeting tussen [minderjarige] en haar andere drie kinderen en zij wil hier graag foto’s van ontvangen. Verder heeft de GI van de moeder begrepen dat zij in de PI hulp krijgt en dat zij nog ongeveer drie maanden op een klinische behandeling moet wachten. Voorts wordt er bekeken of de moeder langzaam kan starten met begeleid verlof buiten de instelling. De GI concludeert dat de moeder nog veel moet doen om voor zichzelf te kunnen zorgen en om haar eigen behandeling af te ronden. Via een persoonlijkheidsonderzoek van de moeder zou de GI meer inzicht willen krijgen in haar persoonlijke problematiek. Op die manier kan de GI de hulpverlening beter afstemmen op wat de moeder nodig heeft.

7.Het standpunt van de pleegouders

7.1
De pleegvader heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat de GI het juist heeft uitgelegd. De pleegouders hebben geprobeerd om contact te leggen met de moeder. Zij hebben hiervoor een aantal afspraken gemaakt, maar de moeder is elke keer niet komen opdagen. [minderjarige] is voor de pleegouders hun eerste pleegkind en pleegzorg is daarom voor hen nog een onbekend traject. Het contact met de moeder is voor de pleegouders moeilijk. De GI is voor de pleegouders een belangrijke schakel daarin. De pleegouders vinden het ook belangrijk dat [minderjarige] contact heeft met de moeder.
7.2
De pleegouders hebben met ondersteuning van [zorginstelling] een nadere schriftelijke reactie gegeven. Hierin hebben zij aangegeven dat zij [minderjarige] centraal stellen en dat haar ontwikkeling hun hoogste prioriteit is. Zij maken zich zorgen over de wispelturige houding van de moeder en zij hebben er onvoldoende vertrouwen in dat de moeder zal instemmen met hetgeen voor [minderjarige] haar ontwikkeling nodig is. De pleegouders vinden dat de GI de voogdij over [minderjarige] moet krijgen totdat de moeder stabiel en gezond is.

8.De beoordeling

8.1
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
8.2
De rechtbank overweegt dat de moeder kampt met een harddrugsverslaving en psychiatrische problemen. Zij heeft tijdens haar zwangerschap van [minderjarige] cocaïne en heroïne gebruikt en [minderjarige] direct na haar geboorte afgestaan. [minderjarige] verblijft sindsdien bij warme en zorgzame pleegouders, die haar emotioneel ondersteunen en haar een veilig opvoedklimaat bieden. De moeder heeft [minderjarige] sinds haar geboorte tot op de dag van de mondelinge behandeling niet meer gezien en ook nog geen kennis gemaakt met de pleegouders. De Raad verwachtte ten tijde van het indienen van het verzoek tot gezagsbeëindiging problemen bij het verkrijgen van toestemming van de moeder. Zij was immers niet betrokken bij het leven van [minderjarige] en zij was bovendien lastig tot niet te bereiken. Tijdens het raadsonderzoek heeft de moeder bij de Raad aangegeven dat zij zich niet tegen het verzoek verzette.
8.3
De moeder heeft recent als veelpleger een ISD-maatregel van twee jaar opgelegd gekregen. In dat kader verblijft zij op dit moment in de PI en is zij in afwachting van de start van haar klinische behandeling. De GI kan de moeder daar goed bereiken en zij hebben samen een afspraak voor 20 maart 2023 kunnen maken voor de eerste online ontmoeting tussen de moeder, [minderjarige] en de pleegouders. De moeder heeft na de mondelinge behandeling via haar advocaat te kennen gegeven niet langer achter het verzoek van de Raad te staan. Zij wil aan haar verslavingsproblemen werken, haar leven een positief vervolg geven en in de toekomst zelf voor [minderjarige] gaan zorgen. Gelet op het standpunt van de moeder heeft de Raad gevraagd om haar verzoek voor negen maanden aan te houden, zodat er nader onderzoek hiernaar kan worden gedaan.
8.4
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, strekt het naar haar voorlopige oordeel te ver om op dit moment het gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen. Zeker nu de Raad in haar rapport heeft aangegeven dat de regelzaken rondom het ouderlijk gezag (nog) geen frustratie opleveren. Voordat tot gezagsbeëindiging kan worden overgegaan, moet eerst bekeken worden of er andere, minder verstrekkende mogelijkheden zijn. De rechtbank heeft daarom eerst meer informatie nodig, voordat zij hier hierover een definitief oordeel kan geven.
8.5
De rechtbank is daarom met de Raad van oordeel dat er vanuit de huidige gewijzigde omstandigheden verder moet worden onderzocht of deze maken dat de moeder in de toekomst haar gezag over [minderjarige] kan blijven uitoefenen en zij in het belang van [minderjarige] (tijdig) beslissingen kan nemen. De Raad heeft aangegeven dat zij hiernaar nader onderzoek moet doen. Gelet hierop zal de rechtbank de beslissing op het verzoek van de Raad aanhouden tot de hierna te noemen pro forma datum.
8.6
De rechtbank verzoekt de Raad om
uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen pro forma datum aanvullend te rapporteren,met een afschrift daarvan aan de advocaat van de moeder, de GI en de pleegouders. Vervolgens krijgen zij twee weken de tijd om bij de rechtbank een schriftelijke reactie in te dienen op de aanvullende rapportage van de Raad, waarna wederom een mondelinge behandeling zal worden gepland.

9.De beslissing

De rechtbank:
houdt de behandeling van het verzoek aan tot
15 november 2023 PRO FORMA, in afwachting van de aanvullende rapportage van de Raad en vervolgens de reactie daarop van de advocaat van de moeder, de GI en de pleegouders;
houdt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Term, mr. De Graaf en mr. Pellikaan, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos, als griffier en in het openbaar uitgesproken op
28 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.