ECLI:NL:RBZWB:2023:2067

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
23-003750
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift inzake inbeslagname van een gevaarlijke hond

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klager wiens hond in beslag was genomen. De klager, geboren in 1969 en woonachtig in Roosendaal, had een Amerikaanse Stafford-Terriër die door de burgemeester van Roosendaal in 2022 bestuursrechtelijk in beslag was genomen vanwege het gevaar dat de hond vormde. De hond was betrokken bij meerdere ernstige bijtincidenten, wat leidde tot strafrechtelijke inbeslagname. Klager verzocht de rechtbank om de hond terug te geven, omdat deze voor hem emotionele waarde had en hij meende dat de hond geen gevaar vormde. De officier van justitie daarentegen stelde dat het klaagschrift ongegrond moest worden verklaard, gezien de eerdere incidenten en het deskundigenrapport dat aangaf dat de hond niet herplaatst kon worden en geëuthanaseerd moest worden.

De rechtbank oordeelde dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van de hond, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de hond zou verbeurd verklaren. De rechtbank concludeerde dat de hond gevaarlijk gedrag vertoonde en dat klager op de hoogte was van dit gevaar. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarmee de inbeslagname van de hond werd bevestigd. Deze beslissing werd genomen door rechter M.H.M. Collombon en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/239977-22
rk-nummer: 23-003750
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. H. van Asselt, Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 25 januari 2023 in het strafvorderlijk onderzoek tegen in beslag is genomen: een Amerikaanse Stafford-Terriër genaamd [naam] .
  • het klaagschrift, ingediend op 8 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 maart 2023. Gehoord zijn de officier van justitie en mr. T. Roggenkamp als waarnemend, gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen met bericht van verhindering.
Namens klager wordt aangevoerd dat er onder hem een hond in beslag is genomen. Klager heeft vanuit het Openbaar Ministerie te horen gekregen dat de hond vervreemd zal gaan worden. Klager is het hiermee niet eens. De hond vertegenwoordigt een grote emotionele waarde voor klager. Klager heeft de hond met zijn overleden moeder opgevoed en de hond is de enige, nog levende, herinnering aan zijn moeder. De hond vormt volgens klager geen enkel gevaar voor de omgeving. Er is een risico-analyse uitgevoerd, maar bij de gedragstest heeft de hond niet gebeten. Klager verzoekt de rechtbank onderhavig klaagschrift gegrond te verklaren en te gelasten dat de hond teruggegeven kan worden aan klager.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. De hond is eerder in de loop van 2022 door de burgemeester van Roosendaal bestuursrechtelijk in beslag genomen gelet op het gevaar dat de hond vormde. Vervolgens is de hond strafrechtelijk in beslag genomen na onderzoek van meerdere aangiftes van zeer ernstige bijtincidenten waar de hond bij betrokken is geweest. Klager wordt strafrechtelijk vervolgd voor deze feiten. Ook zal klager vervolgd worden voor overtreding van de Wet dieren, omdat de hond niet goed behandeld en verzorgd werd. Uit het deskundigenrapport valt op te maken dat de hond nimmer herplaatst kan worden en geëuthanaseerd dient te worden. De officier van justitie is van mening dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de hond verbeurd zal verklaren dan wel zal onttrekken aan het verkeer.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
Uit het verhandelde in raadkamer en de beschikbare raadkamerstukken maakt de rechtbank op dat klager de eigenaar is van de inbeslaggenomen Stafford-Terriër hond genaamd [naam] . Deze hond heeft, ogenschijnlijk uit het niets en meerdere malen, personen aangevallen. Twee vrouwen is (zeer) ernstig letsel toegebracht. Daarbij maakt de rechtbank uit de stukken op dat de terriër de aanval na een eerste beet niet staakte maar (voortdurend en excessief) de aanval opzocht en hierin persisteerde. De slachtoffers zijn meermaals en met forse kracht gebeten in onder andere de benen, armen, oksels en zelfs in de hals en in het gezicht. Volgens de officier van justitie gaat klager vervolgd worden ter zake het onvoldoende zorg dragen voor een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier en het onthouden van de nodige zorg van dit dier. Uit het door het assessmentteam opgestelde gedragsrisicorapport valt op te maken dat de hond ook tijdens zijn opname (zeer) gevaarlijk gedrag vertoont, waarbij hij zonder reden en voor langere perioden een dreigende houding aanneemt in klaarblijkelijk elke situatie waarin hij wordt getest. Voorts maakt de rechtbank uit het verhoor met klager bij politie op dat klager op de hoogte was van het gevaar dat zijn hond vormde. Klager toont begrip voor het feit dat zijn hond in beslag is genomen en dat hij niet langer voor hem kan zorgen omdat, hoe verdrietig ook, het dier een (groot) gevaar vormt voor de samenleving. Hoewel de raadsman namens klager in raadkamer heeft willen betogen dat het gedragsrapport wellicht nog ruimte laat om de hond te (laten) heropvoeden, acht de rechtbank gelet op de (uiteindelijke) conclusie in het rapport dat het dier in het algemeen belang geëuthanaseerd moet worden, heropvoeding naar een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, onmogelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring dan wel de onttrekking aan het verkeer zal bevelen van de inbeslaggenomen hond.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 28 maart 2023 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).