ECLI:NL:RBZWB:2023:2066

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
22-026976
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende teruggave van in beslag genomen auto

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend door een klager die de teruggave van zijn in beslag genomen Citroën C1 wenste. De auto was op 10 oktober 2022 in beslag genomen door de politie, op verdenking van een strafbaar feit met het oog op een mogelijke verbeurdverklaring. Klager stelde dat hij de auto legaal had aangeschaft en alle benodigde stappen had ondernomen voor de export naar België. Tijdens de behandeling in raadkamer op 14 maart 2023 werd de officier van justitie gehoord, die de rechtbank adviseerde het klaagschrift gegrond te verklaren, omdat het onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring zou overgaan. De rechtbank oordeelde dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij het voortduren van het beslag, aangezien klager als rechthebbende kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de auto aan klager. Deze beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk-nummer: 22-026976
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 10 oktober 2022 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk, Citroën, type, C1 en voorzien van het [kenteken]
  • het klaagschrift, ingediend op 21 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 maart 2023. Gehoord zijn de officier van justitie en klager.
Door klager is aangevoerd dat op 10 oktober 2022 onder hem een personenauto (Citroën C1 met [kenteken] ) in beslag is genomen. Klager stelt eigenaar te zijn van de auto en wenst de teruggave van deze auto. Klager heeft voornoemde auto gekocht bij [bedrijf] . Op 10 oktober 2022 is klager de auto gaan halen. Op het moment dat klager in de auto ging rijden, was de verzekering in orde en waren ook de transitplaten voor de export naar België aangevraagd en in orde. Daarnaast was er, ter plaatse bij [bedrijf] , een APK opgemaakt en afgemeld. Hierop stond er bij sectie K: Toestemming voor rijden over de weg tot 10 oktober 2022. Bij de politiecontrole werd aan klager uitgelegd dat de APK niet meer geldig is omdat er "tot" staat en niet "tot en met". Klager heeft meermalen aangegeven dat hij onderweg was naar de keuring in België en heeft documenten overgelegd om dat aan te tonen. Het is klager niet bekend geworden waar het precies is misgegaan nu klager in de veronderstelling is dat hij alle (juiste) stappen heeft gezet ter invoering en aankoop van deze auto. Klager verzoekt de rechtbank zijn klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van de auto aan klager
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de auto in beslag is genomen op grond van verdenking van een strafbaar feit met het oog op een (latere) verbeurdverklaring. De officier van justitie, gehoord klager, is van mening dat het thans hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, tot een verbeurdverklaring van de auto zal komen. Klager heeft, ogenschijnlijk, alle stappen doorlopen die nodig waren om de betreffende auto op legitieme wijze te exporteren. Gelet hierop verzoekt de officier van justitie de rechtbank tot gegrondverklaring van dit klaagschrift onder teruggave van de auto aan klager waarbij de officier van justitie de kanttekening plaatst dat de auto inmiddels is vervreemd.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
Uit de raadkamerstukken en het verhandelde in raadkamer maakt de rechtbank op dat er onder klager op 10 oktober 2022 een auto in beslag is genomen. Uit het hetgeen klager in zijn klaagschrift en in raadkamer naar voren heeft gebracht begrijpt de rechtbank dat klager de auto via een veiling heeft aangeschaft en alle mogelijke administratieve handelingen had verricht die nodig waren om de auto te exporteren. Dat klager de eigenaar van de auto is, staat niet ter discussie. Gelet op het summiere karakter van de raadkamer, het standpunt van de officier van justitie en het hiervoor overwogene, is de rechtbank van oordeel dat het thans hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen.
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de auto is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de auto aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
het klaagschrift gegrond;
gelast de teruggave van;
-
Citroën C1, met [kenteken]
aan klager.
Deze beslissing is op 28 maart 2023 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).