In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 20 maart 2023, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De zaak betreft de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2017 en 2018. Belanghebbende heeft op 27 december 2021 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar voor beide jaren. De rechtbank heeft de beroepen op zitting behandeld op 24 februari 2023, waarbij belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het voordeel uit sparen en beleggen van belanghebbende en zijn partner voor de jaren 2017 en 2018 op nihil moet worden vastgesteld. Dit betekent dat de aanslagen IB/PVV voor deze jaren worden aangepast. De rechtbank handhaaft de aanslag voor 2017 zoals deze door de inspecteur op 30 september 2022 is vastgesteld, en vermindert de aanslag voor 2018 tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.291, met een voordeel uit sparen en beleggen van nihil. De rechtbank oordeelt ook dat de inspecteur het griffierecht van € 98 aan belanghebbende moet vergoeden en veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 17,60 aan proceskosten aan belanghebbende.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na de verzenddatum. De rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd en de beroepen gegrond verklaard, waarmee belanghebbende in het gelijk is gesteld.