ECLI:NL:RBZWB:2023:1790
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in belastingzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De belanghebbende heeft verzocht om een kostenvergoeding voor de hoorzitting in de bezwaarfase. De inspecteur heeft in een brief van 2 november 2022 aangegeven dat hij tegemoetkomt aan de inhoudelijke klachten van de belanghebbende, waarna de belanghebbende de beroepen heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De inspecteur heeft aangegeven dat er een punt kan worden toegekend voor het indienen van het beroepschrift door een derde beroepsmatige rechtsbijstandsverlener, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur tegemoet is gekomen aan het beroep van de belanghebbende en dat de beslissing over de bezwaarkostenvergoeding onjuist was. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de inspecteur veroordeeld in de door de belanghebbende gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 1.429,-. Tevens is de inspecteur verplicht om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen en openbaar gemaakt op 17 maart 2023.