ECLI:NL:RBZWB:2023:1788
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak
Op 17 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, met zaaknummer BRE-22-1259. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 22 februari 2022 inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Na een brief van de heffingsambtenaar op 25 augustus 2022, waarin werd aangegeven dat er tegemoet gekomen zou worden aan de belanghebbende, trok deze het beroep in, maar verzocht wel om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien het beroep is ingetrokken omdat de heffingsambtenaar tegemoet is gekomen aan de belanghebbende, kan de rechtbank op verzoek van de belanghebbende de heffingsambtenaar veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank constateert dat er geen verzoek om vergoeding van proceskosten is gedaan tijdens de bezwaarfase, waardoor de beoordeling zich beperkt tot de beroepsfase.
De belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van portokosten, maar de heffingsambtenaar heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst erop dat de kosten voor binnenlandse post niet onder de vergoedbare kosten vallen en dat er geen andere kosten zijn gesteld die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft wel vastgesteld dat de heffingsambtenaar verplicht is het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, en deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier.