In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag vennootschapsbelasting (vpb) voor het jaar 2015 beoordeeld. De rechtbank constateert dat de inspecteur op 17 november 2018 een aanslag heeft opgelegd aan belanghebbende, waarbij een belastbare winst van € 64.638 is vastgesteld. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar de inspecteur heeft dit afgewezen. Vervolgens heeft belanghebbende beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 21 februari 2023 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep voor zover het de aanslag betreft niet-ontvankelijk is, omdat de aanslag inmiddels door verrekening van een verlies uit 2016 tot nihil is teruggebracht. Belanghebbende heeft echter nog wel belang bij haar beroep tegen de beschikking belastingrente, omdat deze niet door de verliesverrekening wordt beïnvloed. De rechtbank concludeert dat de inspecteur het hoorrecht niet heeft geschonden en dat de belastingrente en de verliesverrekening correct zijn vastgesteld. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep.
De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 1.500, waarvan € 1.200 toekomt aan de bezwaarfase en € 300 aan de beroepsfase. De rechtbank heeft de Minister en de inspecteur ieder de helft van het griffierecht van € 360 laten vergoeden aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.