Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
Ondergetekende, mevrouw [naam 1], van [land] nationaliteit, geboren
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd voor het jaar 2017, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank beoordeelt of de schuld die belanghebbende stelt te hebben aan mevrouw [naam 1] in aanmerking moet worden genomen bij de vaststelling van het inkomen in box 3. Belanghebbende, die samen met haar broers en zusters gerechtigd is tot onroerend goed in [land], heeft een schuld van 1.951.380,00 [geld] geclaimd, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van deze schuld. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de aanslag terecht heeft opgelegd en dat belanghebbende geen belasting verschuldigd is over haar vermogen in box 3, maar dat zij wel belang heeft bij de beoordeling vanwege de gevolgen voor de huurtoeslag. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende af en kent geen griffierecht of proceskostenvergoeding toe.