Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: klager.
1.De procedure
- de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen klager in beslag zijn genomen: tuingereedschap (snoei/kniptang), handgereedschap (tang met platte bek en zwarte handvaten en een plintenknipper met blauwe handvaten) en een werkhandschoen (hierna: tuin- en handgereedschap);
- het klaagschrift, ingediend op 2 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
- de reactie van het Openbaar Ministerie;
- de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
2.De beoordeling
3.De beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).