ECLI:NL:RBZWB:2023:1671

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
22-025277
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake teruggave inbeslaggenomen tuin- en handgereedschap

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.H.E.M. Kersemaekers, een klaagschrift indiende op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was gericht tegen het beslag dat was gelegd op tuin- en handgereedschap, dat volgens klager aan hem toebehoorde. De procedure begon met een behandeling in raadkamer op 28 februari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. G. Oosterveld, aanwezig was. Klager was niet verschenen, maar zijn raadsman heeft het verzoek tot teruggave van het gereedschap toegelicht. Klager stelde dat het gereedschap ten onrechte in beslag was genomen en dat er geen bewijs was van vernietiging van deze goederen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen kennisgeving van inbeslagname was voor de zonnebrillen die klager ook terugvorderde, waardoor klager in dat deel van zijn klaagschrift niet-ontvankelijk werd verklaard. Wat betreft het tuin- en handgereedschap oordeelde de rechtbank dat het beslag niet rechtmatig was beëindigd, omdat er geen bewijs was van een machtiging tot vernietiging. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de waarde van het vernietigde gereedschap aan klager. De beslissing werd genomen in het kader van de strafvordering, waarbij de rechtbank de rol van de officier van justitie in acht nam, die had aangegeven dat er geen belang meer was bij het voortduren van het beslag.

De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet in de inhoudelijke beoordeling van de hoofdzaak kan treden. De beslissing werd genomen door mr. T.M. Brouwer, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-267889-22
rk.nummer: 22-025277
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda, op het adres Parkstraat 10, 4818 SJ Breda.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen klager in beslag zijn genomen: tuingereedschap (snoei/kniptang), handgereedschap (tang met platte bek en zwarte handvaten en een plintenknipper met blauwe handvaten) en een werkhandschoen (hierna: tuin- en handgereedschap);
  • het klaagschrift, ingediend op 2 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de reactie van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 28 februari 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Oosterveld, en mr. J.H.E.M. Kersemaekers als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat de in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer onder klager inbeslaggenomen tuin- en handgereedschap aan hem toebehoren. Daarnaast stelt klager dat er nog zonnebrillen, waaronder minimaal één zonnebril van het merk Ray-Ban, in beslag zijn genomen waarvan hij eveneens teruggave wenst.
De raadsman heeft in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat eerst ruim na de supersnelrechtzitting van 20 oktober 2022 een beslaglijst in het portaal te zien was. Klager heeft vervolgens het Openbaar Ministerie verzocht om teruggave van het gereedschap aan hem, maar kreeg te horen dat er reeds een beslissing tot vernietiging van die goederen was afgegeven. Van enige vernietiging in het voortraject en ook nadien is klager niet gebleken. De raadsman heeft zich om die reden in raadkamer op het standpunt gesteld dat klager ontvankelijk is in zijn verzoek en ziet geen reden waarom het gereedschap niet aan hem kan worden teruggegeven danwel aan hem een waardevergoeding kan worden toegekend.
Voorts heeft de raadsman nog aangevoerd dat hij zich ten aanzien van de zonnebrillen realiseert dat het lastig is om daar een beslissing op te nemen, nu niet aangetoond kan worden dat deze in beslag zijn genomen. Dit was voor klager wel een heikel punt, om welke reden de raadsman de zonnebrillen toch onderdeel van de procedure heeft gemaakt.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ten aanzien van de verzochte teruggave van het inbeslaggenomen tuin- en handgereedschap gegrond kan worden verklaard. Tijdens de supersnelrechtzitting van 20 oktober 2022 is er geen beslissing op het beslag genomen. Nu klager is veroordeeld voor winkeldiefstal acht de officier van justitie het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter tot een verbeurdverklaring van deze goederen zou hebben beslist. Hoewel de officier van justitie niet beschikt over een machtiging tot vernietiging danwel een printscreen daarvan begrijpt zij uit de uitdraai van het Beslagportaal van 25 oktober 2022 dat er kennelijk wel een beslissing tot vernietiging van voornoemd gereedschap is afgegeven en dat het gereedschap inmiddels zou zijn ‘afgestort’. Nu het gereedschap dus feitelijk niet meer aan klager teruggegeven kan worden, dient hij schadeloos gesteld te worden.
Ten aanzien van de verzochte teruggave van zonnebrillen stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het klaagschrift ongegrond verklaard dient te worden, nu zij niet beschikt over enige stukken waaruit dat er zonnebrillen in beslag zijn genomen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid van klager als volgt.
De rechtbank kan op grond van de haar ter beschikking gestelde stukken en het verhandelde in raadkamer niet vaststellen dat de door klager genoemde zonnebrillen, waaronder een zonnebril van het merk Ray-Ban, in beslag zijn genomen. Er is geen kennisgeving inbeslagneming aangetroffen en - behoudens de verklaring van klager - blijkt ook anderszins niet dat de zonnebrillen in beslag zijn genomen. De rechtbank zal klager in zoverre niet ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
De rechtbank begrijpt uit de uitdraai van het Beslagportaal, de reactie van Beslag ZWB van 2 november 2022 en het verhandelde in raadkamer dat het inbeslaggenomen hand- en tuin gereedschap kennelijk bij beslissing van 25 oktober 2022 is vernietigd. Een machtiging tot vernietiging danwel een printscreen daarvan ontbreekt echter.
Ingevolge artikel 134, tweede lid, onder c Sv eindigt het beslag indien het inbeslaggenomen voorwerp is vernietigd, tenzij het voorwerp om baat is vervreemd danwel vernietigd. Ingevolge art. 117, vierde lid, Sv blijft bij vervreemding tegen baat danwel vernietiging het beslag op de verkregen opbrengst danwel de waarde van het goed rusten. Pas door teruggave van de opbrengst eindigt het beslag.
Uit hetgeen door de raadsman in raadkamer naar voren is gebracht begrijpt de rechtbank dat van de vernietiging van het inbeslaggenomen hand- en tuin gereedschap in het voortraject en ook nadien klager niet is gebleken. Nu de hiervoor vereiste machtiging ex artikel 117, tweede lid, Sv danwel een printscreen daarvan ook ontbreekt, kan de rechtbank niet vaststellen of de vernietiging rechtmatig is geschied en is het beslag door de vernietiging niet beëindigd. De rechtbank acht klager daarom ontvankelijk in zijn klaagschrift.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het beslag in onderhavige zaak van rechtswege op de vervangende waarde van het tuin- en handgereedschap is komen te rusten.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het beslag op het onder klager inbeslaggenomen gereedschap niet wordt gehandhaafd en dat klager schadeloos gesteld dient te worden.
Gelet op voornoemd standpunt van de officier van justitie kan worden vastgesteld dat er geen strafvorderlijk belang meer bestaat bij het voortduren van het beslag. De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag op de vervangende waarde van het tuin- en handgereedschap dan ook gegrond verklaren en de teruggave van die vervangende waarde aan klager gelasten.
Ingevolge artikel 119 lid, tweede lid, Sv moet de bewaarder (Dienst Domeinen Roerende Zaken), indien het inbeslaggenomen goed niet meer teruggegeven kan worden omdat dit goed al is verkocht of vernietigd, de prijs vergoeden die het goed bij verkoop heeft opgebracht of redelijkerwijs zou hebben opgebracht. Het is echter niet aan de rechtbank om de in voornoemd artikel genoemde prijs te bepalen. Dat is aan de bewaarder.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift ten aanzien van de zonnebrillen;
- verklaart het klaagschrift gegrond voor zover het is gericht tegen het op grond van artikel 94 gelegde beslag op het tuin- en handgereedschap en gelast de teruggave van de waarde van het vernietigde gereedschap aan klager.
Deze beslissing is op 14 maart 2023 gegeven door mr. T.M. Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).