Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 13 juli 2022 was ingekomen. De verzoekster, [verzoekster] B.V., had verzocht om een schadevergoeding van € 5.887,18 voor kosten van rechtsbijstand in verband met een strafzaak. In deze strafzaak was verzoekster op 3 juni 2022 door de economische politierechter vrijgesproken van feit 1 en was er voor feit 2 een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel uitgesproken, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Tijdens de behandeling in de raadkamer op 28 februari 2023 waren de officier van justitie, mr. G. van Oosterveld, en de gemachtigd advocaat van verzoekster, mr. P.M.D. Weijers, aanwezig. Verzoekster was niet verschenen, maar haar advocaat heeft het verzoek toegelicht en gepleit voor toekenning van de kostenvergoeding.
De rechtbank overwoog dat, gezien de uitspraak van de economische politierechter en de toepassing van artikel 9a Sr, de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Dit betekent dat verzoekster niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek om schadevergoeding. De rechtbank wees het verzoek tot toekenning van een forfaitaire vergoeding voor het indienen en de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer af. De beslissing werd genomen door mr. T.M. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag.