ECLI:NL:RBZWB:2023:1660

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
22-022151
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van gegevensdragers in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2023 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J. van Rooijen. Het klaagschrift is ingediend naar aanleiding van de inbeslagname van verschillende gegevensdragers, waaronder een laptop en USB-sticks, die op 28 september 2021 onder klager in beslag zijn genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen het voortduren van het beslag, stellende dat het beslag onterecht is en dat hij recht heeft op teruggave van zijn goederen. Tijdens de behandeling in raadkamer op 28 februari 2023 zijn zowel de officier van justitie als klager en zijn raadsman gehoord. De officier van justitie heeft betoogd dat het beslag gehandhaafd moet blijven, omdat de inbeslaggenomen gegevensdragers mogelijk strafbare informatie bevatten. Klager heeft echter aangevoerd dat het inmiddels 18 maanden geleden is dat de goederen zijn in beslag genomen en dat er geen zicht is op een inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Hij heeft ook gewezen op het feit dat de bewijslast niet bij hem zou moeten liggen en dat hij zijn versleutelde codes niet wil afgeven uit privacyoverwegingen. De rechtbank heeft overwogen dat er nog steeds voldoende strafvorderlijk belang is om het beslag te handhaven, aangezien niet kan worden uitgesloten dat er op de gegevensdragers relevante informatie staat voor het onderzoek. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, waarmee het beslag op de gegevensdragers gehandhaafd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-005663-21
rk.nummer: 22-022151
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. J. van Rooijen, advocaat te Tilburg, op het adres Tivolistraat, 5017 HP Tilburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
 de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van
Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 28 september 2021 onder
klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem in beslag zijn genomen: een grote
hoeveelheid aan gegevensdragers zoals een laptop BTO, USB-sticks en externe harde schijven;
  • het klaagschrift, ingediend op 3 oktober 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de beslissing heropening onderzoek van 3 januari 2023;
  • het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 20 december 2023;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie van 24 november 2022;
  • de aanvullende schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie van 19 januari 2023;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 28 februari 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Oosterveld, klager en mr. C.J.M. Jansen (namens kantoorgenoot mr. J. van Rooijen) als raadsman van klager.
Op 20 december 2022 heeft een inhoudelijke behandeling van onderhavig klaagschrift in raadkamer plaatsgevonden. In hetgeen door klager in raadkamer is verklaard over de encrypted gegevensdragers heeft de rechtbank aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen en het Openbaar Ministerie alsnog in de gelegenheid te stellen om inhoudelijk op de uitleg van klager te reageren en daarbij tevens aan te geven of dit tot een ander standpunt aangaande de verzochte teruggave van de gegevensdragers leidt.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de aanvullende schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie van 19 januari 2023 en zich op het standpunt gesteld dat
het beslag gehandhaafd dient te blijven nu de devices strafbare informatie kunnen bevatten. Het ligt op de weg van klager om de codes te geven, zodat geverifieerd kan worden dat het "slechts" gaat om porno op de gegevensdragers en niet meer dan dat (kinderporno). Zolang klager de codes niet aan de politie wil geven, kan dit niet worden geverifieerd en dient het beslag gehandhaafd te blijven.
De raadsman heeft in raadkamer aangevoerd dat het inmiddels 18 maanden geleden is dat een groot aantal goederen onder klager in beslag zijn genomen en dat er thans nog altijd geen zicht is op een inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Hij acht het zeer opmerkelijk dat na heropening van het onderzoek, waarbij het Openbaar Ministerie alsnog door de rechtbank in de gelegenheid werd gesteld om inhoudelijk te reageren op de uitleg van klager tijdens de zitting van 20 december 2022, het Openbaar Ministerie een reactie van slechts vier regels geeft inhoudende dat het op de weg van klager ligt om de codes te geven, zodat geverifieerd kan worden dat het slechts gaat om porno en niet om kinderporno. De raadsman vraagt zich ten zeerste af waar deze laatste verdenking ineens vandaan komt. Bovendien wordt zo de bewijslast omgedraaid, hetgeen de wereld op zijn kop is. Klager heeft zijn laptop encrypted, zodat zijn kleinkinderen geen toegang hebben tot porno. Het Openbaar Ministerie heeft zeer lang de tijd gehad om eventuele kopieën van de encrypted bestanden te maken, zodat niet rechtsgeldig gezegd kan worden er thans nog sprake is van enig strafvorderlijk belang om het beslag te laten voortduren. Bovendien is het kopiëren van deze bestanden eenvoudig te bewerkstelligen. De raadsman heeft gesteld dat er zijns inziens dan ook niets aan in de weg staat om niet alleen de teruggave te gelasten van de inbeslaggenomen laptop met goed nummer 688585, maar ook van alle andere goederen waarvan tijdens de raadkamerbehandeling van 20 december 2022 is vastgesteld dat daar nog beslag op rust.
Klager heeft in raadkamer aangevoerd het ronduit beledigend te vinden dat het Openbaar Ministerie ineens met een verdenking van het voorhanden hebben van kinderporno komt. Voorts heeft klager aangevoerd dat de versleutelde bestanden eenvoudig gekopieerd kunnen worden. Klager wenst zijn codes niet te geven, omdat hij van mening is dat hij recht heeft op zijn privacy. Op de versleutelde bestanden staan porno en nog wat andere programma’s. Hij ziet geen enkele reden waarom de bewijslast bij hem zou moeten liggen en hij zijn codes zou moeten afgeven.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Tijdens de zitting van 20 december 2022 is vastgesteld dat het verzoek tot opheffing van het beslag zich thans nog beperkt tot de gegevensdragers die nog niet zijn geretourneerd. Het gaat daarbij om:
een laptop BTO (688585);
twee harde schijven (688590);
een USB-stick (688591);
een harde schijf (688592);
een harde schijf (688593);
een harde schijf (688594);
een USB scandisk (688595)
en een goed met een goednummer eindigend op 688596 die thans nog onderzocht dienen te worden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
Bij beslissing van 3 januari 2023 is het onderzoek dat tijdens de raadkamerbehandeling van 20 december 2022 was gesloten, heropend teneinde het Openbaar Ministerie in de gelegenheid te stellen te reageren op hetgeen door klager tijdens die raadkamerbehandeling naar voren was gebracht. Op 19 januari 2023 heeft het Openbaar Ministerie een aanvullende schriftelijke reactie gegeven. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie hiermee onduidelijkheid heeft veroorzaakt aangaande de verdenking, in die zin dat het aanvullende standpunt zich thans lijkt te richten op kinderporno. De rechtbank neemt als uitgangspunt de oorspronkelijke reactie van het Openbaar Ministerie van 24 november 2022 nu verder niet is gebleken dat klager ook daadwerkelijk van het bezit van kinderporno wordt verdacht.
Uit de stukken die aan de rechtbank beschikbaar zijn gesteld begrijpt de rechtbank dat klager ervan wordt verdacht deel uit te maken van een criminele organisatie die is betrokken in de (grootschalige) productie en handel van harddrugs.
In raadkamer heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat zolang klager zijn codes niet aan de politie wil geven om te laten zien dat het ‘slechts’ om porno op de gegevensdragers gaat en niet meer dan dat, het beslag gehandhaafd dient te blijven. Klager heeft in raadkamer te kennen gegeven dat hij recht heeft op zijn privacy en daarom zijn codes niet wenst te geven.
Gelet op de voorhanden zijnde stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat - in deze stand van de procedure en met inachtneming van het summiere karakter van de raadkamer - er thans nog voldoende strafvorderlijk onderzoeksbelang aanwezig is dat de verdere inbeslagname van de gegevensdragers noodzakelijk maakt. Op dit moment kan niet worden uitgesloten dat er op de devices (strafbare) informatie staat dat voor het onderzoek van belang kan zijn. Daarbij merkt de rechtbank op dat als er niets bezwaarlijks en ter zake doende op de devices van klager staat, hij zijn codes aan de politie zou kunnen geven. Wanneer klager middels een beroep op privacy zijn codes niet wenst af te geven, is hij daartoe gerechtigd, echter gelet op het onderzoeksbelang kunnen zijn laptop en de overige devices in deze stand van zaken niet aan hem worden teruggegeven.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is 14 maart 2023 gegeven door mr. T.M. Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).