In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2023 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J. van Rooijen. Het klaagschrift is ingediend naar aanleiding van de inbeslagname van verschillende gegevensdragers, waaronder een laptop en USB-sticks, die op 28 september 2021 onder klager in beslag zijn genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen het voortduren van het beslag, stellende dat het beslag onterecht is en dat hij recht heeft op teruggave van zijn goederen. Tijdens de behandeling in raadkamer op 28 februari 2023 zijn zowel de officier van justitie als klager en zijn raadsman gehoord. De officier van justitie heeft betoogd dat het beslag gehandhaafd moet blijven, omdat de inbeslaggenomen gegevensdragers mogelijk strafbare informatie bevatten. Klager heeft echter aangevoerd dat het inmiddels 18 maanden geleden is dat de goederen zijn in beslag genomen en dat er geen zicht is op een inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Hij heeft ook gewezen op het feit dat de bewijslast niet bij hem zou moeten liggen en dat hij zijn versleutelde codes niet wil afgeven uit privacyoverwegingen. De rechtbank heeft overwogen dat er nog steeds voldoende strafvorderlijk belang is om het beslag te handhaven, aangezien niet kan worden uitgesloten dat er op de gegevensdragers relevante informatie staat voor het onderzoek. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, waarmee het beslag op de gegevensdragers gehandhaafd blijft.