ECLI:NL:RBZWB:2023:1649

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
22-025705
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een Mitsubishi Colt

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2023 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die in deze procedure vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. P. van de Kerkhof. Het klaagschrift was ingediend naar aanleiding van de inbeslagname van een Mitsubishi Colt, die op 9 november 2022 in beslag was genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek. De rechtbank heeft de procedure in raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. G. van Oosterveld, en de klager zelf aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat klager ontvankelijk was in zijn verzoek. De rechter heeft overwogen dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat de beoordeling van het klaagschrift niet inhoudt dat de rechter zich moet uitlaten over de uitkomst van een eventuele hoofdzaak. De rechtbank heeft de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad in acht genomen, waarbij het belang van strafvordering tegen teruggave kan verzetten indien het veiligstellen van belangen noodzakelijk is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat op basis van de beschikbare informatie niet voldoende vaststaat dat er sprake is van recidive voor het rijden zonder geldig rijbewijs. De rechtbank oordeelde dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de Mitsubishi zal bevelen. Daarom heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave van de Mitsubishi aan klager gelast. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 22-025705
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. P van de Kerkhof, advocaat te Tilburg, op het adres Tivolistraat 30, 5017 HR Tilburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 9 november 2022 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Mitsubishi Colt kenteken voorzien van het [kenteken] (hierna: de Mitsubishi);
  • het klaagschrift, ingediend op 11 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie;
  • het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling van 20 december 2022;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 28 februari 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. van Oosterveld, klager en mr. P. van de Kerkhof als raadsman van klager.
Op 20 december 2022 is onderhavig klaagschrift in raadkamer behandeld. De rechter heeft de behandeling destijds aangehouden om het Openbaar Ministerie in de gelegenheid te stellen het raadkamerdossier te completeren met een recente documentatie van klager en met de onderliggende stukken die zien op onderhavige zaak en op de drie data waarop klager volgens het Openbaar Ministerie zou hebben gereden zonder geldig rijbewijs, te weten op 3 maart 2022, 12 juli 2022 en 3 augustus 2022. Op 25 januari 2023 zijn er door het Openbaar Ministerie aanvullende stukken verstrekt die zien op voornoemde drie data.
De raadsman heeft in raadkamer aangevoerd dat hij de aanvullende stukken heeft ontvangen, maar dat deze de zienswijze en derhalve ook het eerder ingenomen standpunt van klager niet anders maken. Volgens de raadsman kan op basis van de thans beschikbare informatie worden vastgesteld dat er in het geval van klager geen sprake is van relevante recidive, zodat verbeurdverklaring niet zonder meer aan de orde moet zijn. Ten aanzien van de staandehouding op 12 juli 2022 heeft er geen vervolging voor overtreding van artikel 9 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) plaatsgevonden, enkel voor belediging van een ambtenaar in functie waarvoor klager op 1 november 2022 door de politierechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken. Voorts gaat het nog om drie openstaande zaken waarbij een eventuele latere verbeurdverklaring aan de orde zou kunnen zijn, maar tot op heden is er nog geen enkele zaak voor de rechter gekomen. Daarbij is relevant dat vanwege de veroordeling op 1 november 2022 artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Dit zal een rol spelen wanneer de openstaande zaken voor de rechter gaan komen. Daarnaast is voortduring van het beslag disproportioneel. De Mitsubishi vertegenwoordigt een behoorlijke waarde. Zo zou volgens Independer de dagwaarde van de Mitsubishi thans 2.700 euro bedragen. In de strafzaak van 1 november 2021 is ook beslag gelegd op een auto van klager die een behoorlijke waarde vertegenwoordigde. De omstandigheid dat deze auto niet aan klager is teruggegeven zal ook relevant zijn bij de afdoening van de openstaande zaken. Klager staat onder financieel bewind en heeft belang bij teruggave van de Mitsubishi aan hem nu hij deze wenst te verkopen zodat hij over iets ruimere financiële middelen kan beschikken. Er zijn volgens de raadsman aldus meerdere redenen die maken dat een verbeurdverklaring als bijkomende sanctie niet waarschijnlijk is en die een gegrondverklaring van het klaagschrift met last tot teruggave van de Mitsubishi aan klager rechtvaardigen.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en zich op basis van de thans voorhanden zijnde stukken op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. Zij acht het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Mitsubishi zal bevelen nu er sprake is van herhaald plegen van het rijden zonder geldig rijbewijs en de Mitsubishi op naam van klager staat, waardoor hij er onbeperkt en ongestoord gebruik van kan maken.
Klager heeft in raadkamer nog aangevoerd dat hij het afgelopen jaar niet in het bezit was van een geldig rijbewijs, maar dat hij op dit moment bezig is om zijn rijbewijs terug te krijgen. Hij heeft recentelijk 1.380 euro aan het CBR betaald voor het verplichte onderzoek door een psychiater. Klager weet zeker dat hij voor dit onderzoek zal slagen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is op basis van de voorhanden zijnde stukken van oordeel dat op dit moment niet, althans onvoldoende vaststaat dat dat er sprake is van (meermalen) recidive voor het rijden zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs. Op basis van de huidige informatie is het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Mitsubishi zal bevelen. Gelet daarop zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de Mitsubishi aan klager gelasten.
Het overige dat in raadkamer is aangevoerd behoeft geen verdere bespreking.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van aan klager.
Deze beslissing is op 14 maart 2023 gegeven door mr. T.M. Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).