ECLI:NL:RBZWB:2023:1599

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
BRE-22-3884
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding bij intrekking beroep wegens niet tijdig beslissen

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-22-3884, waarin belanghebbende in beroep was gekomen tegen de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] wegens het niet tijdig nemen van een besluit over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en was van mening dat de beslistermijn was overschreden. De heffingsambtenaar stelde echter dat het bezwaar niet correct was geregistreerd en dat de bezwaarfase nog niet was afgerond.

Belanghebbende trok zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat de heffingsambtenaar niet tegemoet was gekomen aan het beroep van belanghebbende en de bezwaarfase nog niet was afgerond. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 8:54, 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, met de overweging dat het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3884

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente [plaats], de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende stelt naar aanleiding van een ontvangen dwangbevel bekend geworden te zijn met de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer]. Belanghebbende stelt vervolgens bezwaar te hebben gemaakt bij de instantie [instantie] die in onderhavig geval belast is met de invordering namens de gemeente [plaats].
Belanghebbende is in beroep gekomen tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de heffingsambtenaar inzake de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer].
Bij brief van 24 augustus 2022 heeft de heffingsambtenaar gereageerd op het beroep. Die reactie komt erop neer dat de beslistermijn niet is overschreden en dat een beroep tegen het niet tijdig beslissen ongegrond is en dat er ook geen grondslag is voor toekenning van een dwangsom. Daarbij geeft de heffingsambtenaar aan dat het bij [instantie] ingediend bezwaar per abuis niet is geregistreerd en doorgezonden naar de gemeente [plaats] conform artikel 2:3 eerste lid van de Awb. De bezwaarfase dient alsnog gevolgd te worden.
Belanghebbende heeft bij brief van 16 september 2022 aangegeven dat hij het eens met de conclusie van verweerder en verzoekt om over te gaan tot inhoudelijke behandeling van het bezwaar.
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten in verband met beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De heffingsambtenaar is van mening dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten omdat er nog besluit is genomen waartegen beroep ingesteld kan worden en de bezwaarfase ook nog niet is afgerond.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de heffingsambtenaar niet tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende en is er geen aanleiding om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten in beroep. Dit geldt ook voor de bezwaarfase, daar de bezwaarfase nog niet is afgerond.
Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 14 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.