ECLI:NL:RBZWB:2023:1599
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding bij intrekking beroep wegens niet tijdig beslissen
Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-22-3884, waarin belanghebbende in beroep was gekomen tegen de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] wegens het niet tijdig nemen van een besluit over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en was van mening dat de beslistermijn was overschreden. De heffingsambtenaar stelde echter dat het bezwaar niet correct was geregistreerd en dat de bezwaarfase nog niet was afgerond.
Belanghebbende trok zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat de heffingsambtenaar niet tegemoet was gekomen aan het beroep van belanghebbende en de bezwaarfase nog niet was afgerond. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 8:54, 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, met de overweging dat het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.