ECLI:NL:RBZWB:2023:1598
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak
Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, met zaaknummer BRE-22-3542. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 12 juli 2022 inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Na een brief van de heffingsambtenaar op 6 september 2022, waarin deze aangaf tegemoet te komen aan de belanghebbende, trok de belanghebbende het beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de belanghebbende het beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan hem tegemoet is gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende geen verzoek om vergoeding van proceskosten tijdens de bezwaarfase heeft gedaan, waardoor de beoordeling zich beperkt tot de beroepsfase.
De belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van aanmaningskosten en portokosten. De heffingsambtenaar heeft aangegeven akkoord te gaan met de vergoeding van de portokosten, maar de rechtbank wijst het verzoek om kostenvergoeding af, omdat het kennelijk ongegrond is. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar verplicht is het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden, waarvoor de belanghebbende zich tot de heffingsambtenaar moet wenden. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen.