ECLI:NL:RBZWB:2023:1594

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_697
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake terugbetaling van te veel ontvangen AOW-pensioen en de hoogte van het aflossingsbedrag

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 maart 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld met betrekking tot de terugbetaling van te veel ontvangen AOW-pensioen. Eiseres heeft in 2016 te horen gekregen dat zij een bedrag van € 20.735,30 aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) moet terugbetalen, omdat zij niet heeft gemeld dat zij samenwoonde met haar ex-vriend. De SVB heeft een betalingsregeling getroffen, maar heeft in latere besluiten de hoogte van het aflossingsbedrag aangepast. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de verhoging van het aflossingsbedrag naar € 492,95 per maand, omdat zij vreest in financiële problemen te komen. De SVB heeft echter gesteld dat de regels voor de berekening van de beslagvrije voet zijn gewijzigd en dat het aflossingsbedrag correct is vastgesteld. Tijdens de zitting op 11 januari 2023 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, vergezeld door haar dochter, terwijl de SVB werd vertegenwoordigd door mr. P.C.A. Buskens. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd en uiteindelijk geconcludeerd dat eiseres geen procesbelang meer heeft, omdat de SVB haar verzoek om het aflossingsbedrag te handhaven op € 246,48 heeft ingewilligd. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/697

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (de SVB).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres betreffende de wijze van terugbetaling van een bedrag aan te veel ontvangen pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Bij besluit van 28 september 2021 heeft de SVB het aflossingsbedrag voor eiseres vastgesteld op € 492,95 per maand met ingang van november 2021. Het aflossingsbedrag wordt ingehouden van het AOW-pensioen van eiseres. Met de beslissing op bezwaar van 13 januari 2022 (het besteden besluit) heeft de SVB het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en het aflossingsbedrag voor de periode van januari 2022 tot en met juni 2022 vastgesteld op € 246,48 en vanaf juni (de rechtbank leest: juli) 2022 op € 492,95.
De SVB heeft op het beroep van eiseres gereageerd met een verweerschrift.
De SVB heeft op 14 december 2022 een besluit van 19 augustus 2022 ingediend bij de rechtbank. In dit besluit heeft de SVB aan eiseres medegedeeld voorlopig vanaf augustus 2022 een aflossingsbedrag van € 246,48 in te houden van het AOW-pensioen van eiseres.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar dochter, en mr. P.C.A. Buskens namens de SVB.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Feiten

1. Bij besluit van 18 april 2016 heeft de SVB aan eiseres medegedeeld dat zij een bedrag van € 20.735,30 te veel AOW-pensioen heeft ontvangen en dat zij dit bedrag moet terugbetalen aan de SVB, omdat zij op 21 april 2010 een gezamenlijke huishouding is gaan voeren met de heer [naam ex-vriend] (haar inmiddels ex-vriend), zonder dit te melden aan de SVB.
Voor de terugbetaling van het te veel ontvangen AOW-pensioen is de SVB met eiseres een betalingsregeling overeengekomen. Van 2017 tot en met juni 2020 hoefde eiseres niets terug te betalen, omdat zij geen aflossingscapaciteit had. Vervolgens zijn er door de SVB meerdere besluiten genomen over wijziging van de hoogte van de maandelijkse aflossingsbedragen, die worden ingehouden op het AOW-pensioen van eiseres.
In het bestreden besluit is het aflossingsbedrag voor de periode van januari 2022 tot en met juni 2022 vastgesteld op € 246,48 per maand en vanaf juli 2022 op € 492,95.

Beoordeling door de rechtbank

Standpunten partijen
2.1
Eiseres voert in beroep aan dat zij verwacht vanaf juli 2022 in financiële problemen te komen vanwege de verhoging van het maandelijks aflossingsbedrag naar € 492,95. Zij verzoekt daarom het aflossingsbedrag ook vanaf juli 2022 te handhaven op € 246,48 per maand.
2.2
De SVB stelt dat de regels voor berekening van de beslagvrije voet sinds 1 januari 2021 zijn gewijzigd met invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. Op basis van deze wet is de draagkracht van eiseres bepaald en het maandelijks aflossingsbedrag correct vastgesteld op € 492,95. Wel is er een coulancebeleid toegepast in die zin dat eiseres geleidelijk kan wennen aan de verhoging van het aflossingsbedrag, door dit bedrag in tussenstappen (50% - 75% - 100%) op te hogen. Bij besluit van 19 augustus 2022 is eiseres medegedeeld dat voorlopig vanaf augustus 2022 nog altijd een aflossingsbedrag van € 246,48 wordt ingehouden op haar AOW-pensioen.
Procesbelang
3.1
De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of eiseres (nog) procesbelang heeft bij voortzetting van dit beroep.
3.2
De bestuursrechter kan een bij haar ingediend beroep alleen inhoudelijk beoordelen, als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener met het ingestelde rechtsmiddel voor ogen staat, moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. Eiser dient een actueel en reëel belang te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep
(procesbelang). [1]
3.3
Eiseres heeft in beroep gevraagd om het maandelijkse aflossingsbedrag te handhaven op € 246,48. De SVB heeft hangende beroep met het besluit van 19 augustus 2022 aan eiseres medegedeeld dat voorlopig vanaf augustus 2022 € 246,48 van haar AOW-pensioen wordt ingehouden. Daarmee heeft eiseres bereikt wat zij in haar beroep vraagt en kan zij met voortzetting van het beroep niet meer bereiken. Vanwege het ontbreken van procesbelang zal het beroep van eiseres niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.4
Voor zover de SVB, zoals ter zitting is aangevoerd, graag een oordeel wil van de rechtbank over de juiste toepassing van de nieuwe regels ten aanzien van de berekening van de beslagvrije voet, kan dit slechts aan de orde komen in het kader van nadere besluitvorming over de aflossingscapaciteit, die thans niet voorligt. In dit geval komt de rechtbank daar niet aan toe. Dat eiseres mogelijk na deze uitspraak een nieuw besluit zal ontvangen over aanpassing van de hoogte van het maandelijks aflossingsbedrag maakt dit niet anders. Indien eiseres het met deze verhoging niet eens is, kan zij daartegen bezwaar maken.

Conclusie

4. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 9 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 14 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:63.