ECLI:NL:RBZWB:2023:1582

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
10261665_E10032923
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over het bestaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd versus bepaalde tijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en [verweerder] over de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd. [verzoeker] stelt dat hij in december 2021 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gesloten met [verweerder], die een onderneming heeft die zonnepanelen verkoopt en installeert. De arbeidsovereenkomst is niet schriftelijk vastgelegd, wat volgens de cao Metaal en Techniek betekent dat er standaard sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [verweerder] betwist dit en stelt dat er een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten tot en met 31 december 2022.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 maart 2023 heeft [verzoeker] zijn verzoek gewijzigd en onder andere gevraagd om doorbetaling van zijn salaris en toelating tot zijn werkzaamheden zodra hij weer arbeidsgeschikt is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst is en dat de cao voorschrijft dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd schriftelijk moet worden vastgelegd. Aangezien dit niet is gebeurd, concludeert de kantonrechter dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

De kantonrechter heeft [verweerder] veroordeeld om [verzoeker] toe te laten tot zijn werkzaamheden en om het salaris door te betalen, inclusief cao-verhogingen en bonussen. Daarnaast is [verweerder] verplicht om [verzoeker] opnieuw aan te melden bij het pensioenfonds en de bijbehorende afdrachten te doen. De vorderingen van [verzoeker] zijn grotendeels toegewezen, terwijl de gevorderde dwangsommen zijn afgewezen, omdat [verweerder] heeft toegezegd vrijwillig aan de verplichtingen te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10261665 \ AZ VERZ 22-61
Beschikking van 10 maart 2023
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats 1] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. D.M.F. Snelder,
tegen
[naam verweerder],
handelend onder de naam
[verweerder],
te [plaats 2] ,
verwerende partij,
hierna te noemen (in vrouwelijke vorm): [verweerder] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 30 december 2022 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties 1 tot en met 14;
- de e-mail van [verweerder] van 12 januari 2023 met drie bijlagen;
- de mondelinge behandeling gehouden op 1 maart 2023, alsmede de op die mondelinge behandeling door [verzoeker] overgelegde loonstrook van december 2022, de loonstrook van een transitievergoeding en de e-mail van mr. Snelder aan [verweerder] van 29 december 2022 en het door [verweerder] overgelegde Formulier nieuwe werknemer.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is medegedeeld dat heden schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] exploiteert een onderneming die zonnepanelen verkoopt en installeert.
2.2.
In december 2021 hebben partijen een arbeidsovereenkomst gesloten op grond waarvan [verzoeker] per 1 januari 2022 in dienst zou treden van [verweerder] in de functie van [naam functie] . Partijen zijn een loon overeengekomen van € 2.400,00 netto per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, alsmede een prestatiebonus, inhoudende dat [verzoeker] een bonus zou ontvangen van € 350,00 netto per dak met zonnepanelen dat hij verkocht boven het aantal van twintig daken in een maand. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat [verzoeker] zou deelnemen in het pensioenfonds Metaal en Techniek, waarbij partijen ieder de helft van de premie voor zijn/haar rekening zou nemen. Partijen hebben hun arbeidsovereenkomst niet schriftelijk vastgelegd.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao Metaal en Techniek (hierna: de cao) van toepassing. In de cao staan, voor zover van belang, de volgende artikelen die algemeen verbindend zijn verklaard:
“Artikel 12. Wanneer eindigt een vaste arbeidsovereenkomst?
1.
Standaard is een arbeidsovereenkomst voor ‘onbepaalde tijd’.
(…)
Artikel 13. Wanneer eindigt een tijdelijke arbeidsovereenkomst?
1.
Anders dan in artikel 12.1 is geregeld, kan een arbeidsovereenkomst alleen maar tijdelijk zijn als dat schriftelijk is afgesproken. Deze arbeidsovereenkomst voor ‘bepaalde tijd’ kan voor een bepaalde periode of voor een bepaalde taak zijn.
(…)”
en:
“Artikel 67. Hoeveel salaris krijgt een arbeidsongeschikte werknemer?
1.
a. Is de werknemer arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsongeschikt? Dan betaalt de werkgever
maximaal 24 maanden aan de werknemer het salaris dat die werknemer zou hebben verdiend als hij arbeidsgeschikt was geweest. De eerste 6 maanden betaalt de werkgever 100% van dat salaris. De volgende 18 maanden 90%.
(…)”
2.4.
[verzoeker] is op 1 januari 2022 zijn werkzaamheden in dienst van [verweerder] gestart.
2.5.
Begin september 2022 is [verzoeker] ziek uitgevallen. Hij heeft vanaf dat moment geen werkzaamheden meer verricht voor [verweerder] .
2.6.
Bij brief van 17 oktober 2022 heeft de vorige gemachtigde van [verzoeker] , mr. Brouwer van ARAG Rechtsbijstand, [verweerder] verzocht om afgifte van een schriftelijke arbeidsovereenkomst en loonstroken en om betaling van declaraties. Vervolgens is een geschil ontstaan tussen partijen – onder meer – over het bestaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd dan wel een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 31 december 2022, alsmede over verwijten aan [verzoeker] over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden had uitgevoerd.
2.7.
[verweerder] heeft op 20 december 2022 een eindafrekening van het dienstverband van [verzoeker] opgesteld.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt – na wijziging van eis op de mondelinge behandeling –
om bij beschikking:
in de hoofdzaak:
a. te verklaren voor recht dat er tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;
en tevens [verweerder] te veroordelen om binnen twee dagen na de ten deze te wijzen beschikking:
[verzoeker] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden indien hij weer arbeidsgeschikt zal zijn, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat [verweerder] na het betekenen van deze beschikking niet aan deze beschikking voldoet;
aan [verzoeker] vanaf 1 januari 2023 te betalen het salaris ad € 2.400,00 netto per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag;
aan [verzoeker] te betalen de cao-verhogingen welke na 1 januari 2022 hebben te gelden, waaronder € 42,50 bruto per maand per 1 juli 2022 en 2,75% per maand per 1 september 2022;
aan [verzoeker] te betalen het bedrag van € 382,50 bruto uit hoofde van de eenmalige cao verhoging per 1 juli 2022;
aan [verzoeker] te betalen de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW te berekenen over de bedragen die [verweerder] volgens de ten deze te wijzen beschikking verschuldigd is/wordt, voor zover die bedragen 33 dagen of langer – gerekend vanaf hun respectievelijke vervaldata – onbetaald zijn gebleven;
aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente over de door [verweerder] verschuldigde bedragen, berekend vanaf de respectievelijke vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
aan [verzoeker] te betalen de bedragen van € 3.150,00 en € 2.100,00 uit hoofde van de overeengekomen prestatiebonus, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2022 (ten aanzien van de kwitantie van 1 augustus 2022) respectievelijk 1 oktober 2022 (ten aanzien van de kwitantie van 1 september 2022);
aan [verzoeker] deugdelijke bruto-netto specificaties te verstrekken inzake de door [verweerder] verschuldigde loonbedragen, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [verweerder] na betekening van de beschikking niet voldoet aan de beschikking;
[verzoeker] per 1 januari 2023 opnieuw aan te melden bij het Pensioenfonds Metaal en Techniek en aan dit pensioenfonds de overeengekomen pensioenafdrachten te doen, bestaande uit het werkgeversdeel, alsmede het werknemersdeel dat op het loon wordt ingehouden, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [verweerder] in gebreke blijft met voornoemde aanmelding en betalingen;
in de incidentele voorlopige voorziening:
ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor de duur van de procedure voorlopige voorzieningen te treffen, aldus dat [verweerder] wordt veroordeeld tot het voldoen van het salaris ter grootte van € 2.400,00 netto per maand vanaf 1 januari 2023, vermeerderd met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten, en vermeerderd met de cao-verhogingen na 1 januari 2022, maandelijks tijdig ex artikel 7:623 Burgerlijk Wetboek (BW) e.v. te voldoen, totdat de kantonrechter in de hoofdzaak heeft beslist;
in de voorlopige voorziening en in de hoofdzaak:
[verweerder] te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van de ten deze te wijzen beschikking en eveneens vermeerderd met nakosten voor een bedrag van € 131,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, van € 199,00;
de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[verzoeker] legt – samengevat – het volgende ten grondslag aan zijn verzoek. Hij stelt dat partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben gesloten en dat [verweerder] daarom het loon moet doorbetalen na 1 januari 2023, zij hem moet toelaten zijn werkzaamheden te verrichten wanneer hij weer arbeidsgeschikt zal zijn en zij hem per 1 januari 2023 weer moet aanmelden bij het pensioenfonds en de pensioenafdrachten moet doen. Verder stelt [verzoeker] dat [verweerder] heeft verzuimd om de cao-verhogingen vanaf 1 juli 2022 te betalen, om bonussen te betalen en om correcte loonstroken te verstrekken.
3.3.
[verweerder] voert – voor zover van belang – het volgende verweer. Zij betwist dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is overeengekomen. Volgens haar hebben partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 31 december 2022 gesloten. Dat wordt bevestigd door het Formulier nieuwe werknemer dat in april of mei 2022 door [verzoeker] is ondertekend, waarop onder “Arbeidsovereenkomst”, “bepaalde tijd tot en met” de handgeschreven tekst “31-12-22” staat. [verweerder] meent verder dat zij de gevorderde bonussen niet hoeft te betalen. 85% Van de verkopen van [verzoeker] waarop die bonussen betrekking hadden, zijn niet doorgegaan. Die verkopen zijn door de klanten geannuleerd, omdat [verzoeker] meer zonnepanelen had verkocht dan waarvoor plek was op de daken, aldus [verweerder] .

4.De beoordeling

Arbeidsovereenkomst
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd is aangegaan in december 2021. Artikel 12 van de cao bepaalt dat de standaard is dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is. Ingevolge artikel 13 van de cao kan een arbeidsovereenkomst alleen maar voor bepaalde tijd/tijdelijk zijn, als dat schriftelijk is vastgelegd. In dit geval hebben partijen in december 2021 hun arbeidsovereenkomst niet schriftelijk vastgelegd. Dat betekent dat volgens de cao sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
4.2.
Uit hetgeen [verweerder] heeft aangevoerd, is niet gebleken dat, anders dan de cao voorschrijft, in dit geval toch sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. [verweerder] heeft een Formulier nieuwe werknemer overgelegd. [verzoeker] heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat hij het formulier in juni 2022 heeft ondertekend, omdat [verweerder] meldde dat dit nodig was voor de uitbetaling van het vakantiegeld. Daarbij heeft hij verklaard dat op dat moment onder “Arbeidsovereenkomst” en “bepaalde tijd tot en met” niets was ingevuld. Het had op de weg van [verweerder] gelegen om een nadere toelichting te geven dat de datum “31-12-22” reeds was ingevuld toen [verzoeker] het formulier ondertekende, en dat daarover overeenstemming bestond. Die nadere en toereikende toelichting ontbreekt. Uit het formulier volgt derhalve niet dat er een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten.
4.3.
Aangezien niet is gebleken dat partijen bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst een einddatum voor de arbeidsovereenkomst hebben afgesproken, gaat de kantonrechter er vanuit dat partijen, in lijn met de cao, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben gesloten. Die arbeidsovereenkomst loopt nog steeds. De gevorderde verklaring voor recht (rechtsoverweging 3.1 onder a) zal daarom worden toegewezen. Dat houdt in dat [verweerder] gehouden is het loon na 1 januari 2023 door te betalen en dat zij [verzoeker] weer tot het werk moet toelaten, zodra hij arbeidsgeschikt is. De vordering tot werkhervatting (rechtsoverweging 3.1 onder b) en de vordering tot betaling van het loon na 1 januari 2023 (rechtsoverweging 3.1 onder c) zullen derhalve worden toegewezen. Daarnaast zal ook de vordering worden toegewezen om [verzoeker] (met terugwerkende kracht) per 1 januari 2023 opnieuw aan te melden bij het pensioenfonds en de pensioenafdrachten te voldoen (rechtsoverweging 3.1 onder j). De gevorderde dwangsommen verbonden aan de hervatting van het werk en aan hervatting van de pensioenvoorziening zullen worden afgewezen. Niet gesteld of gebleken is dat een prikkel in de vorm van een dwangsom nodig is voor [verweerder] om aan haar verplichtingen op die onderdelen te voldoen. [verweerder] heeft op de mondelinge behandeling toegezegd dat indien zij wordt veroordeeld om [verzoeker] opnieuw toe te laten tot het werk of om de pensioenvoorziening te hervatten, zij daaraan vrijwillig zal meewerken.
4.4.
De gevorderde cao verhogingen (rechtsoverweging 3.1 onder d en e) zijn niet weersproken. Die vorderingen zullen worden toegewezen.
4.5.
De gevorderde wettelijke rente en wettelijke verhogingen (rechtsoverweging 3.1 onder f en g) zijn evenmin weersproken, zodat die ook zullen worden toegewezen, met in achtneming van het volgende. De wettelijke verhoging wordt gematigd tot 20%. [verweerder] heeft het loon weliswaar te laat betaald, maar zij heeft dit niet willens en wetens zonder grond gedaan. Zij heeft dat gedaan uitgaande van haar onjuiste veronderstelling dat er een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gold. Het komt de kantonrechter met het oog op de omstandigheden billijk voor de wettelijke verhoging daarom te matigen tot 20%.
Bonussen
4.6.
Ten aanzien van gevorderde betaling van de bonussen voert [verweerder] het verweer dat [verzoeker] meer zonnepanelen had verkocht dan mogelijk was en dat dit heeft geleid tot annuleringen door klanten. [verzoeker] heeft dat gemotiveerd betwist. Gelet op die betwisting lag het op de weg van [verweerder] om een nadere toelichting te geven bij welke klanten geen plaats was voor het aantal zonnepanelen dat [verzoeker] had verkocht en feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit blijkt dat die klanten de verkopen daarom hebben geannuleerd. Die toelichting van [verweerder] ontbreekt. Zij heeft haar verweer op dat onderdeel onvoldoende gehandhaafd, zodat dat verweer zal worden gepasseerd. De vordering tot betaling van de bonussen (rechtsoverweging 3.1 onder h) zal worden toegewezen.
Loonstroken
4.7.
[verweerder] heeft bij de berekening van het loon vanaf 1 juli 2022 verzuimd de cao-verhoging (rechtsoverweging 4.4) op te tellen bij het loon. Daarnaast is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat [verweerder] zich op het standpunt stelt dat na de ziekmelding van [verzoeker] 80% van het loon moet worden doorbetaald, terwijl [verzoeker] ingevolge artikel 67 lid 1 sub a van de cao bij arbeidsongeschiktheid recht heeft op doorbetaling van 100% van het loon voor de eerste zes maanden en voor de volgende 18 maanden 90% van het loon. [verzoeker] heeft gelet op het voorgaande recht op nieuwe loonstroken vanaf 1 juli 2022. De vordering tot verstrekking van de loonstroken (rechtsoverweging 3.1 sub i) zal worden toegewezen. De daaraan verbonden dwangsom zal worden afgewezen. Niet gesteld of gebleken is dat een prikkel in de vorm van een dwangsom nodig is voor [verweerder] voor de verstrekking van nieuwe loonstroken. [verweerder] heeft op de mondelinge behandeling toegezegd dat zij daaraan vrijwillig zal meewerken.
Proces- en nakosten
4.8.
[verweerder] is de partij die ongelijk krijgt in de procedure in de hoofdzaak en zij zal daarom in de proceskosten in de hoofdzaak worden veroordeeld. Tot aan deze beschikking worden die proceskosten aan de zijde van [verzoeker] als volgt vastgesteld:
  • griffierecht € 86,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 615,00.
De daarover gevorderde rente is toewijsbaar zoals in het dictum vermeld.
4.9.
Volgens de Hoge Raad is het niet nodig om in deze beschikking een veroordeling op te nemen voor de gevorderde nakosten. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten levert ook voor de nakosten een executoriale titel op (Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, r.o. 2.3).
Voorlopige voorziening
4.10.
Aangezien in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over de verzoeken van [verzoeker] in de hoofdzaak, is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. De verzochte voorlopige voorziening zal worden afgewezen. De kantonrechter zal de proceskosten voor de voorlopige voorziening compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak:
5.1.
verklaart voor recht dat er tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;
5.2.
veroordeelt [verweerder] om binnen twee dagen na heden [verzoeker] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden indien hij weer arbeidsgeschikt zal zijn;
5.3.
veroordeelt [verweerder] om binnen twee dagen na heden aan [verzoeker] te betalen het salaris van januari en februari 2023 ad € 2.400,00 netto per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, alsmede het daarna te verschijnen salaris op de datum van opeisbaarheid;
5.4.
veroordeelt [verweerder] om binnen twee dagen na heden aan [verzoeker] te betalen de cao-verhogingen welke na 1 januari 2022 hebben te gelden, waaronder € 42,50 bruto per maand per 1 juli 2022 en 2,75% per maand per 1 september 2022;
5.5.
veroordeelt [verweerder] om binnen twee dagen na heden aan [verzoeker] te betalen het bedrag van € 382,50 bruto uit hoofde van de eenmalige cao verhoging per 1 juli 2022;
5.6.
veroordeelt [verweerder] om binnen twee dagen na heden aan [verzoeker] te betalen de wettelijke verhoging van 20% ex artikel 7:625 BW te berekenen over de bedragen die [verweerder] volgens deze beschikking verschuldigd is/wordt, voor zover die bedragen 33 dagen of langer – gerekend vanaf hun respectievelijke vervaldata – onbetaald zijn gebleven;
5.7.
veroordeelt [verweerder] om binnen twee dagen na heden aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente over de door [verweerder] verschuldigde bedragen, berekend vanaf de respectievelijke vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
5.8.
veroordeelt [verweerder] om binnen twee dagen na heden aan [verzoeker] te betalen de bedragen van € 3.150,00 en € 2.100,00 uit hoofde van de overeengekomen prestatiebonus, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2022 (ten aanzien van de kwitantie van 1 augustus 2022) respectievelijk 1 oktober 2022 (ten aanzien van de kwitantie van 1 september 2022);
5.9.
veroordeelt [verweerder] om binnen twee dagen na heden aan [verzoeker] deugdelijke bruto-netto specificaties te verstrekken inzake de door [verweerder] verschuldigde loonbedragen;
5.10.
veroordeelt [verweerder] om binnen twee dagen na heden [verzoeker] per 1 januari 2023 aan te melden bij het Pensioenfonds Metaal en Techniek en aan dit pensioenfonds de overeengekomen pensioenafdrachten te doen, bestaande uit het werkgeversdeel, alsmede het werknemersdeel dat op het loon wordt ingehouden;
5.11.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot dit vonnis vastgesteld op € 615,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van deze beschikking;
5.12.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.13.
wijst het meer of anders verzochte af;
in de voorlopige voorziening:
5.14.
wijst de verzochte voorlopige voorziening af;
5.15.
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2023.