ECLI:NL:RBZWB:2023:1567

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4912
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor woningbouw in afwijking van het bestemmingsplan

Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, vertegenwoordigd door mr. L. Nouws. De zaak betreft een beroep tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning in afwijking van het bestemmingsplan. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning die op 19 maart 2021 aan de vergunninghouder is verleend. De rechtbank heeft op 1 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de omgevingsvergunning op vijf punten heeft verleend in afwijking van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze afwijkingen in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.674,-, en het griffierecht van € 181,-.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 maart 2023 en is te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBZWB:2023:1567. De rechtbank heeft in haar beoordeling de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit omgevingsrecht, in acht genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4912 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam 1] , eisers

(gemachtigde: mr. C. Lubben),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen,

het college (gemachtigde: mr. L. Nouws).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam vergunninghouder] uit [plaatsnaam 2] (de vergunninghouder).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning in afwijking van het bestemmingsplan op het adres [straatnaam 1] in [plaatsnaam 2] .
Met het bestreden besluit van 30 september 2021 op het bezwaar van eisers is het college, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften (de commissie) bij haar besluit gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college en de vergunninghouder samen met zijn partner [naam partner] .

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt het besluit van het college om de verleende omgevingsvergunning in stand te laten. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is en dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
1. Eisers wonen aan het [straatnaam 2] in [plaatsnaam 2] . Op 19 maart 2021 heeft het college aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een woning aan het [straatnaam 1] in [plaatsnaam 2] . Daarbij wordt op vijf punten afgeweken van het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ (het bestemmingsplan): de goothoogte van het hoofdgebouw wordt 6,33 meter in plaats van de toegestane 6 meter en voor de aanbouw is deze 3,31 meter in plaats van de toegestane 3 meter. [1] Daarnaast krijgt de woning een plat dak, terwijl het bestemmingsplan een hellend dak voorschrijft. [2] De aanbouw zal zich aan de voorgevel bevinden in plaats van aan de voorgeschreven achtergevel. [3] En tot slot wordt de voorgevel op kortere afstand van de perceelgrens gebouwd dan volgens het bestemmingsplan is toegestaan. [4] Het perceel ligt op 40 meter tegenover de woning van eisers. Het betreft een nieuwbouwwijk, waarbij een losse, vrijstaande woning wordt gerealiseerd.
1.2.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning. In bezwaar hebben zij een advies overgelegd van drs. Breimer van AM Adviespraktijk voor archeologie, ruimtelijke ordening en cultuurhistorie. Het college heeft het bezwaar van eisers ter advisering voorgelegd aan de commissie bezwaarschriften. Het deskundigenadvies is op de hoorzitting besproken. De commissie heeft uiteindelijk geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren. Het college heeft dit advies opgevolgd.
Juridisch kader
2. Voor het bouwen van een woning en voor het afwijken van een bestemmingsplan is een omgevingsvergunning vereist. [5] Het college weigert de vergunning onder andere als de woning niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. [6] Bouwen in strijd met het bestemmingsplan is ook een weigeringsgrond, maar dan moet het college de aanvraag ook beoordelen alsof het tevens een aanvraag voor het afwijken van het bestemmingsplan is. [7] Het college kan een of meer afwijkingen van het bestemmingsplan toestaan als er geen strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Afwijking is onder andere mogelijk op grond van het bestemmingsplan zelf (binnenplans afwijken) en op grond van de zogenoemde kruimelgevallenregeling in het Besluit omgevingsrecht (Bor) (buitenplans afwijken). [8]
2.1.
Zoals vermeld onder 1 wijkt de woning op vijf punten af van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheid om met 10% af te wijken van de toegestane goothoogtes als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. [9] Het college kan een plat dak toestaan als dat stedenbouwkundig verantwoord is, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu. [10] Ook kan het college een kortere afstand tot de voorste perceelgrens toestaan, als de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu en/of de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet. [11] Naast deze binnenplanse afwijkingen kan het college op grond van het Bor van het bestemmingsplan afwijken voor wat betreft de aanbouw. [12]
Standpunten van partijen
3. Eisers betogen dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand gekomen is en niet deugdelijk is gemotiveerd. Het gaat om vijf afwijkingen van een recent bestemmingsplan met een duidelijke stedenbouwkundige visie. Het door eisers ingediende deskundigenadvies hierover komt niet terug in het advies van de commissie of in de beslissing op bezwaar. De commissie heeft zelfs gesteld dat eisers helemaal geen contra-expertise hebben overgelegd. Het college verwijst bij de afwijkingen van het bestemmingsplan meermaals naar de unieke, zelfstandige plek van het perceel. Er is echter geen sprake van een unieke plek. Het college maakt er een unieke plek van door de afwijkingen toe te staan. Daarnaast voldoet het bouwplan niet aan de welstandscriteria. De woning valt niet binnen het kader van de ‘Duurzaam beeldkwaliteitsgids’, die naast het bestemmingsplan voor dit gebied is vastgesteld. De beoogde woning past niet in het groene karakter en de bouwstijl van de omgeving en past niet in de beoogde eenduidige sfeer van de beeldkwaliteitsgids.
3.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het deskundigenadvies dat door eisers is ingebracht geen contra-expertise is op het gebied van welstand. Dat het advies door de commissie niet benoemd is, betekent niet dat het niet is meegewogen. Uit het advies blijkt niet dat de afwijkingen van het bestemmingsplan in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Door eisers is niet (onderbouwd) aangegeven waarom dat wel het geval is. De ‘Duurzaam kwaliteitsgids’ is een bijlage bij de toelichting op het bestemmingsplan en maakt daarmee geen onderdeel uit van de welstandscriteria. De stadsbouwmeester heeft geoordeeld dat het plan niet strijdig is met de welstandscriteria en het college mag zich naar vaste jurisprudentie op dat oordeel baseren.
Beoordeling
Afwijken van het bestemmingsplan
4. Op de zitting hebben eisers desgevraagd toegelicht dat het er hen vooral om te doen is dat er veel afwijkingen van het relatief nieuwe bestemmingsplan zijn, en dat er een plat dak op de woning komt. Dat het bestemmingsplan recent is vastgesteld en dat er op vijf punten van wordt afgeweken, doet naar het oordeel van de rechtbank echter niet af aan de binnen- en buitenplanse afwijkingsbevoegdheid van het college. De commissie bezwaarschriften heeft in haar advies aan iedere afwijking van het bestemmingsplan een passage gewijd en is tot de conclusie gekomen dat zij de afweging van het college deelt. Eisers hebben geen argumenten hebben aangevoerd die tot een ander oordeel kunnen leiden. Het college wijst erop dat de beoogde woning komt te liggen op een vrijstaand stuk en op flinke afstand van de woning van eisers. Met de afwisselende bouwhoogtes in de nieuwbouwbuurt ontstaat een afwisselend stedenbouwkundig beeld waar een plat dak wel bij past. Ook ten aanzien van de andere afwijkingen heeft het college gemotiveerd waarom dat niet in strijd komt met een goede ruimtelijke ordening. Eisers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de afwijkingen wel strijd met een goede ruimtelijke ordening opleveren.
Welstand
5. Bij de toetsing aan redelijke eisen van welstand mag het college zich volgens vaste jurisprudentie baseren op het advies van stadsbouwmeester, maar het college moet daarbij wel nagaan of het advies naar inhoud of totstandkoming gebreken vertoont. [13] Het college dient daarbij ten minste ook na te gaan of de stadsbouwmeester zijn advies heeft gebaseerd op de welstandscriteria, nu de stadsbouwmeester zijn advies alleen op deze criteria mag baseren. [14] Die welstandscriteria bestaan in dit geval uit de criteria die zijn neergelegd in ‘vernieuwing welstandstoezicht Gilze en Rijen 2010’, maar naar het oordeel van de rechtbank ook uit de ‘Duurzaam beeldkwaliteitsgids’, nu dit stuk door de gemeenteraad is vastgesteld en bedoeld is als toetsingskader voor de stadbouwmeester bij de beoordeling van bouwplannen. [15] Uit het uiterst summiere advies van de stadsbouwmeester valt in ieder geval af te leiden dat aan dit laatste stuk niet is getoetst. Reeds daarom had het college niet zonder meer mogen uitgaan van de juistheid van het advies van de stadsbouwmeester. De rechtbank is daarom met eisers van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende blijk geeft van een zorgvuldige totstandkoming en genoegzame motivering. [16]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat de rechtbank het bestreden besluit zal vernietigen en zal bepalen dat het college binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
6.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
6.2.
De rechtbank veroordeelt het college in de door eisers gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat het college binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 8 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.
(…)
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
(…)
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;
(…)
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
b. indien de activiteit in strijd is met het exploitatieplan: met toepassing van de daarin opgenomen regels inzake afwijking;
c. indien de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening: voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan;
d. indien de activiteit in strijd is met een voorbereidingsbesluit: met toepassing van de in het voorbereidingsbesluit opgenomen regels inzake afwijking.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.

Woningwet

Artikel 12a
1. De gemeenteraad stelt een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling:
a. of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd, als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
(…)
Artikel 12b
1. De welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester baseert haar onderscheidenlijk zijn advies slechts op de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, doch betrekt daarbij, indien van toepassing, het bepaalde in artikel 12, derde lid. De adviezen van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester zijn openbaar. Een advies van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester inhoudende dat een bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand, wordt schriftelijk uitgebracht en deugdelijk gemotiveerd.
Besluit omgevingsrecht, Bijlage II
Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
1. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,
b. de oppervlakte niet meer dan 150 m2;
(…)
Bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’
5.2.1 Algemeen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
(…)
de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goot- en bouwhoogte (meter)' is aangegeven.
(…)
iedere vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woning dient te worden afgedekt door een hellend dakvlak, met dien verstande dat de helling minimaal 30 graden en maximaal 60 graden bedraagt. Iedere patiowoning dient te worden afgedekt door een plat dakvlak.
aan- en uitbouwen dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de hoofdgebouwen te worden gebouwd.
(…)
5.2.4 Vrijstaande woningen
(…)
de voorgevel van het hoofdgebouw dient op minimaal 5 meter van de voorste perceelsgrens te worden gebouwd.
(…)
de goot- dan wel bouwhoogte van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste respectievelijk 3 en 5,5 meter bedragen, met dien verstande dat de absolute hoogte in elk geval moet zijn gelegen binnen een denkbeeldig vlak onder 60 graden gaande door de goothoogtelijn op de zijdelingse perceelsgrens.
5.4.3 Dakvlak
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder i voor het bouwen van een afwijkende dakvorm, mits stedenbouwkundig verantwoord, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.
5.4.5 Grotere of kleinere afstand voorste perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder b, 5.2.3 onder b, 5.2.4 onder b of 5.2.5 onder b ten behoeve van realisatie van de voorgevel van het hoofdgebouw op een afstand kleiner of groter van de voorste perceelgrens dan is toegestaan, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu en/of de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van:
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10%, van die maten, afmetingen en percentages;
(…)

Toelichting bij het bestemmingsplan

2.3.3 Welstandstoezicht
De gemeente Gilze en Rijen hanteert sinds 1 januari 2011 een gewijzigd welstandstoezichtbeleid voor zijn gehele grondgebied. Het welstandstoezichtbeleid is verbeeld op een ambitiekaart waarop het gehele grondgebied is verdeeld in groene, gele en rode gebieden. Voor de groene gebieden geldt geen voorafgaand toezicht, alleen nog een ‘vangnetregeling’ achteraf voor bijzondere gevallen. Voor de gele gebieden geldt een beperkt aantal algemene voorschriften en wordt het welstandsadvies gevraagd aan een stadsbouwmeester. Voor de rode gebieden geldt de Welstandsnota Gilze en Rijen en wordt het welstandsadvies gevraagd aan de commissie van Welstand en Monumenten.
[naam bestemmingsplan] is geheel gelegen binnen het gele gebied (zie figuur 2.2). Dit betekent dat er een aantal algemene voorschriften gelden ten aanzien van (het uiterlijk en de stijl van) gebouwen en bouwwerken. Deze dienen logisch en begrijpelijk gekozen te zijn ten opzichte van de omgeving. Het uitgangspunt bij de beoordeling is dat een plan wordt goedgekeurd indien globaal in voldoende mate wordt voldaan aan de voorschriften.
Figuur 2.2: Uitsnede ambitiekaart Welstandstoezicht
Voor Vliegende Vennen Noord-Oost is op 1 juni 2013 een 'Duurzaam beeldkwaliteitsgids' opgesteld. Deze beeldkwaliteitsgids (bijlage 1) is bedoeld als inspiratiebron en richtinggevend kader voor architecten. Daarnaast is het bedoeld als toetsingskader voor de stadbouwmeester en Welstandscommissie bij de beoordeling van bouwplannen.
Duurzaam beeldkwaliteitsgidsDe doelstelling van de duurzaam beeldkwaliteitsgids is: ‘duurzame functionaliteit als uitgangspunt voor de vorm, constructie, gebruik, beheer en schoonheid van het bouwwerk in zijn omgeving’.
Uitgangspunten om de doelstelling te bewerkstelligen zijn:
duurzame en functionele cohesie tussen bouwwerk, private ruimte, openbare ruimte en omgeving;
het bevorderen van sociale en culturele cohesie in de wijk;
het duurzaam en functioneel ordenen van ruimten in en rondom bouwwerken in relatie tot openbare ruimte en omgevingsfactoren;
duurzaam en functioneel bouwen in vorm, gebruik, constructie, beheer en schoonheid;
helderheid in complexiteit door duurzame en functionele balans tussen maat, schaal, materiaal, kleur en duurzame omgevingsfactoren.
De bovenstaande doelstelling en uitgangspunten zijn vertaald naar ambities en gidsprincipes voor private en openbare ruimten. Bij nieuwe ontwikkelingen dient de initiatiefnemer aan te tonen hoe er wordt omgegaan met deze ambities en principes.
Relatie met [naam bestemmingsplan]
Het plangebied is onderdeel van een transitiegebied van open landschap naar stedelijk landschap. Aangezien het plangebied een beperkte omvang heeft wordt een éénduidige sfeer en schoonheid voor het gehele plan beoogd. Deze samenhang wordt verkregen door het voorschrijven van landschappelijke inpassing, situering, massa , vorm en kleur- en materiaalgebruik van het plan. In de gemeentelijke welstandsnota is het plangebied als een 'geel' gebied aangemerkt. Dit betekent dat het initiatief tot bebouwen van het plangebied beoordeeld moet worden door de stadsbouwmeester.

Voetnoten

1.Art. 5.2.1 onder f en art. 5.2.4 onder f ‘ [naam bestemmingsplan] ’ (bestemmingsplan)
2.Art. 5.2.1 onder h bestemmingsplan
3.Art. 5.2.1 onder i bestemmingsplan
4.Art. 5.2.4. onder b bestemmingsplan
5.Art. 2.1 lid 1 onder a en c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
6.Art. Art. 2.10 lid 1 onder d Wabo jo art. 12a lid 1 onder a Woningwet
7.Art. 2.10 lid 1 onder a en lid 2 Wabo
8.Art. 2.12 aanhef en onder a Wabo
9.Art. 8 onder a bestemmingsplan
10.Art. 5.4.3 bestemmingsplan
11.Art. 5.4.5 bestemmingsplan
12.Art. 4 lid 1 Bijlage II Bor
13.ABRvS 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:263
14.Art. 12b lid 1 Woningwet
15.Art. 2.3.3 Toelichting bij bestemmingsplan
16.Art. 3:2 en art. 7:12 lid 1 Awb