ECLI:NL:RBZWB:2023:1533
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens ontbreken machtiging
Op 10 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-22-4149, waarbij het beroep van de belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De belanghebbende, gevestigd in Malta, had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst, die betrekking had op de in rekening gebrachte vervolgingskosten van de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015. De gemachtigde van de belanghebbende had echter verzuimd een machtiging in te dienen, waaruit bleek dat hij bevoegd was om namens de belanghebbende beroep in te stellen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat volgens artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging moet indienen. Aangezien de gemachtigde geen machtiging had bijgevoegd bij het beroepschrift, heeft de rechtbank op 1 september 2022 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief op 11 oktober 2022, maar de gemachtigde heeft binnen de gestelde termijn geen machtiging ingediend en geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven.
Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.