Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ',
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 16 februari 2023;
- de pleitnota van [eiseres] ;
- de pleitnota van [gedaagden] .
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, heeft eiseres, een werknemer, een kort geding aangespannen tegen haar werkgever, gedaagden, met als doel het verkrijgen van loonbetaling en de vaststelling dat haar arbeidsovereenkomst nog steeds van kracht is. Eiseres was op 1 september 2022 in dienst getreden voor bepaalde tijd en had een bruto-inkomen van € 1.755,- per maand. De arbeidsovereenkomst zou op 31 maart 2023 eindigen, maar eiseres heeft zich ziekgemeld op 30 december 2022, terwijl gedaagden stelde dat de arbeidsovereenkomst op 16 december 2022 was geëindigd. Eiseres betwistte dit en voerde aan dat zij nooit duidelijk had opgezegd en dat gedaagden niet aan haar onderzoeksplicht had voldaan om te verifiëren of zij zich bewust was van de gevolgen van een eventuele opzegging.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd. De rechter oordeelde dat gedaagden had moeten onderzoeken of eiseres daadwerkelijk had willen opzeggen en haar had moeten voorlichten over de gevolgen van een opzegging. De rechter concludeerde dat eiseres niet de intentie had om haar arbeidsovereenkomst te beëindigen, vooral gezien het feit dat zij zich ziek had gemeld en zich zorgen maakte over haar recht op een WW-uitkering.
Daarom heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat gedaagden verplicht is om het loon van eiseres door te betalen vanaf 1 januari 2023 tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, met inbegrip van wettelijke verhogingen en rente. Gedaagden is ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.020,89. Het vonnis is uitgesproken op 2 maart 2023.