ECLI:NL:RBZWB:2023:1255

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3083
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de weigering van het UWV om terug te komen op een eerder besluit inzake WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om terug te komen op een eerder besluit van 3 februari 2015 inzake zijn recht op een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een reeks van procedures, waaronder een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in 2019, heeft eiser in 2021 het UWV verzocht om herziening van het eerdere besluit. Het UWV heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat er nieuwe medische rapportages waren die zijn eerdere situatie onderbouwden, zorgvuldig overwogen. Echter, de rechtbank concludeert dat de rapportages van de verzekeringsartsen uit 2021 niet wezenlijk verschillen van die uit 2015 en dat er geen sprake is van nieuwe medische feiten die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen. De rechtbank oordeelt dat het UWV op goede gronden heeft geoordeeld dat er geen reden is om terug te komen op het besluit van 3 februari 2015.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering vanaf 2015 en dat het UWV zijn eerdere beslissing mag handhaven. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding of schadevergoeding toegewezen, en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Bergen op Zoom
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3083 WIA

uitspraak van 23 februari 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. J. Nijssen,
en
de [naam verzekeringsarts] van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Arnhem), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
weigering om terug te komen op het besluit van 3 februari 2015 omtrent eisers recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Met een besluit van 3 februari 2015 heeft het UWV geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen met ingang van 19 maart 2015. In het hoger beroep dat hierop volgde, heeft de Centrale [naam verzekeringsarts] van Beroep (CRvB) in de uitspraak van 28 augustus 2019 de einduitspraak van de rechtbank Rotterdam bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Bij brief van 26 juli 2021 heeft eiser vervolgens het UWV verzocht om het besluit van
3 februari 2015 te herzien. Vervolgens heeft het UWV met een besluit van 9 september 2021 (primair besluit) geweigerd om terug te komen op het besluit van 3 februari 2015, omdat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Met een besluit van 5 mei 2022 (bestreden besluit) heeft het UWV eisers bezwaar ongegrond verklaard. Dit betekent dat het UWV bij het primaire besluit is gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld bij deze rechtbank tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 in Bergen op Zoom op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en namens het UWV
mr. M.B.A. Janssen-Van Grinsven.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen van de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat terecht niet wordt teruggekomen op het besluit van 3 februari 2015, omdat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Eiser heeft in beroep – samengevat – aangevoerd dat het toekenningsbesluit van 19 januari 2021 en de daaraan ten grondslag liggende medische rapportages wel degelijk nova zijn, waaruit volgt dat per 19 maart 2015 ten onrechte geen WIA-uitkering aan eiser is toegekend. Hierdoor is het bestreden besluit tevens in strijd met het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel. Eiser heeft ook een verzoek om vergoeding van geleden schade ingediend.
Het UWV heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat eiser – ook in beroep – geen nova heeft aangevoerd, waardoor geen aanleiding bestaat om het standpunt te wijzigen.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV op goede gronden heeft geoordeeld dat terecht niet wordt teruggekomen op het besluit van 3 februari 2015. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden waar de rechtbank van uitgaat
4. Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als wagenparkbeheerder bij [naam bedrijf] voor 40 uur per week. Op 21 maart 2013 heeft eiser zich ziek gemeld met psychische klachten. Eisers dienstverband is geëindigd op 1 mei 2013 en sindsdien ontving eiser een uitkering ingevolge de Ziektewet.
Eiser heeft op 11 december 2014 een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV. In dat kader heeft het UWV een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden en is informatie opgevraagd bij eisers behandelaar. Dit heeft geleid tot de weigering bij besluit van 3 februari 2015, waarin eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het bezwaar, beroep en hoger beroep hebben niet geleid tot toekenning van een WIA-uitkering. De CRvB heeft in de uitspraak van 28 augustus 2019 de einduitspraak van de rechtbank Rotterdam bevestigd en eisers verzoek om schadevergoeding afgewezen. [1]
Eiser heeft zich per 8 januari 2019 wederom ziek gemeld bij het UWV. Vervolgens heeft eiser op 30 september 2020 opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV. Met een besluit van 19 januari 2021 heeft het UWV aan eiser een WIA-uitkering toegekend vanaf
8 januari 2019 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Met een besluit van
4 februari 2021 heeft het UWV de loongerelateerde WGA-uitkering van eiser omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering vanaf 23 februari 2020.
Bij brief van 26 juli 2021 heeft eiser vervolgens het UWV verzocht om het besluit van
3 februari 2015 te herzien. Dit heeft geleid tot de bestreden besluitvorming.
Medische beoordeling door het UWV
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
5.1.
Na eerdere verzekeringsgeneeskundige onderzoeken in 2015 en 2020, heeft verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] naar aanleiding van eisers herzieningsverzoek het dossier bestudeerd en op 16 augustus 2021 aanvullend gerapporteerd. De verzekeringsarts verwijst naar de rapportage van 18 december 2020. Om terug te kunnen komen op een eerdere beslissing dient sprake te zijn van medische nova. Uit het verzoek tot herziening van het eerdere besluit van 3 februari 2015 blijkt niet dat er sprake is van medische feiten die op de datum in geding niet bekend waren of niet naar voren hadden kunnen worden gebracht. Er is dan op medische gronden geen reden om terug te komen op de eerdere beslissing.
In de bezwaarprocedure heeft verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] het dossier en informatie van de behandelend sector bestudeerd en overlegd met een juridisch medewerker. De verzekeringsarts b&b heeft op 21 april 2022 gerapporteerd. Ten aanzien van nova heeft de verzekeringsarts b&b (een deel van de) bijlage 1 van het Handboek AG/WIA overgenomen, waarin is aangegeven wat nova zijn en waarin voorbeelden van nova zijn opgenomen. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat in die passage van bijlage 1 is opgenomen dat bij een rapport van een arts of een andere datum of periode dan de eerdere beslissing geen sprake is van nova. De verzekeringsarts b&b ziet geen enkele indicatie om de tijdelijk gegeven begeleidingsbehoefte ook aanwezig te achten per datum in geding (19 maart 2015). Ook ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding tot het aannemen van nieuwe medische feiten/beperkingen die van toepassing zijn op de beslissing van 2015. Er is dus geen sprake van nova en geen reden om terug te komen op de door de CRvB bevestigde beslissing van 19 maart 2015.
5.2.
Medische beroepsgronden
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het toekenningsbesluit van 19 januari 2021 en de daaraan ten grondslag liggende medische rapportages wel degelijk nova zijn, waaruit volgt dat per 19 maart 2015 ten onrechte geen WIA-uitkering aan eiser is toegekend. Hij voert aan dat de toekenning van de WIA-uitkering een novum is, omdat de medische situatie in 2013 hetzelfde is als die in 2019. Daarom heeft eiser recht op een uitkering vanaf 2015, en moet de beslissing van 3 februari 2015, waarbij de uitkering ingevolge de WIA is geweigerd, worden herzien. In bezwaar heeft eiser tevens nog een brief van GZ-psycholoog [naam GZ-psycholoog] van Psychologie Praktijk [naam psychologie praktijk] van 8 november 2021 overgelegd.
5.3.
Beoordeling door de rechtbank
Nova
Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in arbeidsongeschiktheids-geschillen, de CRvB, toetst de bestuursrechter, wanneer een besluit is genomen met toepassing van artikel 4:6 van de Awb, aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Eerst als sprake is van relevante nieuwe feiten of omstandigheden kan de vraag aan de orde komen of het besluit waarvan wordt gevraagd terug te komen onjuist is en of van dit besluit zou moeten worden teruggekomen. Nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten uiterlijk in de bezwaarfase naar voren zijn gebracht. Het bestuursorgaan heeft zijn besluit immers uitsluitend op die feiten en omstandigheden kunnen baseren.
De rechtbank overweegt dat het UWV in het bestreden besluit op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb het verzoek om herziening heeft afgewezen onder verwijzing naar de eerdere weigering, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zouden zijn vermeld. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen volgt dat zij hebben gekeken naar alle medische informatie in het dossier en dat de verzekeringsarts b&b bij het beoordelen van de vraag of hier sprake is van nova ook heeft verwezen naar bijlage 1 van het Handboek AG/WIA van het UWV, getiteld: ‘‘Bijlage 1 […]: ten voordele terugkomen van een eerdere beslissing’’. In deze Bijlage 1 is omschreven wanneer wordt aangenomen dat sprake is van nova. Dit kunnen medische gegevens zijn, maar dat hoeft niet per se. Verder is in de Bijlage ook omschreven in welke gevallen er geen sprake is van nova.
Eiser heeft verwezen naar een besluit van 19 januari 2021, gebaseerd op een medische rapportage, waarin aan hem een WIA-uitkering is toegekend. Hij heeft echter geen nieuwe medische gegevens overgelegd waaruit zou moeten blijken dat de beoordeling uit 2015 onjuist is geweest. De rechtbank overweegt dat aan eiser kan worden toegegeven dat de rapportages van de verzekeringsartsen uit 2021 qua diagnoses en overwegingen weinig verschillen van de rapportages van de verzekeringsartsen uit 2015. In dit geval is echter sprake van een situatie die specifiek is genoemd in bijlage 1 op pagina 1 als situatie waarin géén sprake is van nova, namelijk: ‘‘andere waardering van een arts van bekende gegevens’’. De beslissing tot toekenning van de uitkering ingevolge de WIA is gevolgd na een ziekmelding per 8 januari 2019. Eiser is door een verhuizing na de beoordeling terechtgekomen bij een verzekeringsarts van een andere UWV-vestiging. Ook de verzekeringsarts van deze andere vestiging heeft echter geconcludeerd dat de prognose is dat er verbetering zal volgen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV op goede gronden het verzoek om herziening van de beslissing van 3 februari 2015 afgewezen met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb toegepast vanwege het ontbreken van nova.
Evidente onredelijkheid
Ten aanzien van evidente onredelijkheid overweegt de rechtbank dat in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding gezien om te oordelen dat de weigering om terug te komen van het besluit van 3 februari 2015 evident onredelijk is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV op goede gronden heeft geoordeeld dat terecht niet wordt teruggekomen op het besluit van 3 februari 2015, nu geen sprake is van nova.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding en geen schadevergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 23 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

Awb
Artikel 4:6 van de Awb bepaalt dat:
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB 28 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2940.