ECLI:NL:CRVB:2019:2940
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om hem geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die zich op 21 maart 2013 ziek meldde met psychische klachten, heeft verschillende medische beoordelingen ondergaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de medische beoordeling door het Uwv in stand kan blijven, en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige te raadplegen.
Daarnaast heeft appellant schadevergoeding gevraagd wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad constateert dat de redelijke termijn met ruim vijf maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,-. De rechtbank had de Staat al veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Het verzoek om vergoeding van overige schade wordt afgewezen, omdat niet is aangetoond dat appellant schade heeft geleden.
De uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 juni 2017 wordt bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van R.H. Koopman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2019.