ECLI:NL:RBZWB:2023:1106

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
02-227407-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag met een snorfiets

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 april 2022 in Tilburg een verkeersongeval heeft veroorzaakt met zijn snorfiets. De verdachte, die met zijn vriendin achterop reed, heeft door onvoorzichtig rijgedrag, waaronder het rijden door rood licht en te hard rijden, een aanrijding veroorzaakt met een bedrijfsauto. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bijrijder, die onder andere ribfracturen en een klaplong opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat inhoudt dat hij door zijn gedrag een verkeersongeval heeft veroorzaakt dat aan zijn schuld te wijten is. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 130 uur en een ontzegging van 9 maanden op. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig had gedragen en dat dit gedrag niet alleen hem, maar ook zijn bijrijder in gevaar had gebracht. De rechtbank hield rekening met de proceshouding van de verdachte en zijn bereidheid om hulp te zoeken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-227407-22
vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. C.C.J. Mouwen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 februari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, door met zijn snorfiets verschillende verkeersovertredingen te begaan, een verkeersongeval heeft veroorzaakt als gevolg waarvan [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen,
dan wel opzettelijk gevaar op de openbare weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Naar de mening van de officier van justitie heeft verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden door op zijn snorfiets harder te rijden dan voor de situatie passend was en door rood te rijden. De officier van justitie neemt bij de bewezenverklaring ook de wijze waarop verdachte voorafgaand aan het ongeval heeft gereden mee. Gelet op de operaties die hebben moeten plaatsvinden, de klaplong waarvoor een drain noodzakelijk was en de geschatte duur van de genezing, is er volgens de officier van justitie sprake van zwaar lichamelijk letsel.
De officier van justitie baseert de bewezenverklaring op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] , de verklaring van de buschauffeur zoals die uit het proces-verbaal van bevindingen volgt, de verklaring van het slachtoffer, de verklaring van verdachte ter zitting en het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het vaststellen van rood licht. Gelet op de getuigenverklaringen in het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting heeft de officier van justitie geen reden om te twijfelen aan dat proces-verbaal.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Naar de mening van de verdediging kan het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, maar niet in de mate van schuld die de officier van justitie bewezen acht. De raadsvrouw heeft daarbij onder meer gewezen op een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 maart 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:908) waarin de met deze zaak vergelijkbare omstandigheden in de categorie aanmerkelijke schuld zijn gekwalificeerd.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er hooguit sprake is van ernstige schuld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 18 april 2022 omstreeks 18:32 uur heeft op het kruispunt Broekhovensweg/Groenstraat te Tilburg een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een bedrijfsauto en een snorfiets betrokken waren. Verdachte was bestuurder van de snorfiets en hij reed, met zijn toenmalige vriendin [slachtoffer] achterop, op de Broekhovenseweg komende vanuit de richting van het centrum van Tilburg. [getuige 4] was bestuurder van de bedrijfsauto. Hij reed op de Groenstraat richting de kruising met de Broekhovenseweg. Op het kruispunt Broekhovensweg/Groenstraat is de bedrijfsauto van [getuige 4] in de flank van de snorfiets van verdachte gereden. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Artikel 6WVW: aan zijn schuld te wijten
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van een overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet (verder: WVW) is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan. Voor schuld is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Rood licht
Verdachte wordt verweten dat hij voorafgaand aan het ongeval door rood licht heeft gereden. Ter zitting geeft verdachte aan dat hij de camerabeelden heeft bekeken en het niet anders kan dan dat hij inderdaad door rood licht is gereden. De verklaring van [getuige 2] sluit hierbij aan. Zij ziet verdachte door rood licht rijden terwijl zij bij ditzelfde verkeerslicht op de kruising Broekhovenseweg/Groenstraat stil staat. Dit heeft daarom ook niet ter discussie gestaan.
Snelheid
Verdachte wordt daarnaast verweten dat hij ten tijde van het ongeval reed met een snelheid hoger dan de ter plaatse maximale toegestane snelheid van 40 kilometer per uur, of in ieder geval met een te hoge snelheid dan ter plaatse verantwoord was, heeft gereden. De rechtbank stelt allereerst vast dat de toegestane snelheid voor een snorfiets 25 kilometer per uur betreft. Dit is ook passend omdat toen het ongeval plaatsvond een helm niet verplicht was voor snorfietsers. Reeds hierom zou elke snelheid boven de 25 kilometer per uur onverantwoord zijn. In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] staat dat een ter plaatse aanwezige buschauffeur aangeeft verdachte te hebben zien rijden met een snelheid van 50 à 60 kilometer per uur. Verdachte geeft ter zitting aan dat hij gereden heeft met een snelheid van ongeveer 35 à 40 kilometer per uur. Ook indien de rechtbank uit gaat van deze verklaring verdachte, is de conclusie dat verdachte harder lijkt te hebben gereden dan ter plaatse was toegestaan en in ieder geval harder heeft gereden dan verantwoord was.
Mate van schuld
Het gedrag van verdachte moet worden afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer, in dit geval een bestuurder van een snorfiets, in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Verdachte heeft kort voorafgaand aan het ongeval door rood licht gereden en te hard gereden. Bovendien heeft verdachte zich voorafgaand aan het ongeval schuldig gemaakt aan een aantal andere verkeersovertredingen. Uit camerabeelden blijkt dat verdachte al eerder door rood licht reed, niet op het verplichte fietspad reed en niet de verplichte rijrichting volgde. Dit is gevaarzettend rijgedrag. Verdachte nam met dit rijgedrag een groot risico op een ongeluk, waarbij anderen of hijzelf gewond zouden kunnen raken. Dit risico nam hij ook voor [slachtoffer] , die achterop op zijn snorfiets zat. Het risico heeft zich verwezenlijkt toen verdachte door zijn gedrag een gevaarlijke situatie veroorzaakte met een botsing, letsel en schade als gevolg.
Naar het oordeel van de rechtbank is met het hierboven omschreven rijgedrag sprake van zeer onvoorzichtig rijgedrag.
Letsel slachtoffer
Het letsel van [slachtoffer] is beschreven in een medische verklaring. Hieruit blijkt dat zij naar aanleiding van het ongeval lucht onder de huid, schaafwonden, een diepe wond op de hiel, ribfracturen, een klaplong en een enkelfractuur heeft opgelopen. De geschatte duur van genezing wordt vastgesteld op 6 maanden tot 1 jaar. De rechtbank is van oordeel dat dit als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden en dus schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 18 april 2022 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets), daarmee rijdende over de Broekhovenseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte zeer onvoorzichtig,
- met een hogere snelheid gereden dan ter plaatse verantwoord was en
- geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor hem, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde,
waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig (snorfiets) in botsing is gekomen met een voor hem, verdachte, van links komende auto, door welk verkeersongeval
[slachtoffer] (bijrijder van de snorfiets) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten: lucht onder de huid ter hoogte van de borstkas en schaafwonden verspreid over gehele lichaam en een diepe wond op de hiel en ribfracturen met een klaplong en een enkelfractuur op drie plaatsen.
Gelet op het bewezenverklaarde heeft de rechtbank telkens het woord ‘bromfiets’ vervangen door het woord ‘snorfiets’. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, waaronder de gevolgen van het feit voor het slachtoffer, de strafmaatrichtlijnen van het Openbaar Ministerie en de persoon van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen die aansluit bij de categorie ‘aanmerkelijke schuld’ in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Ten aanzien van een eventueel op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de raadsvrouw verzocht om een voorwaardelijke ontzegging voor de duur van 6 maanden aan verdachte op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich als bestuurder van een snorfiets schuldig gemaakt aan zeer onvoorzichtig rijgedrag. Op 18 april 2022 heeft verdachte op onverantwoorde, gevaarzettende wijze deelgenomen aan het verkeer. Terwijl hij op zijn snorfiets reed, maakte hij meerdere verkeersovertredingen. Voorafgaand aan het ongeval heeft hij door rood gereden en met een te hoge snelheid gereden. Door zo te handelen is een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt waarbij het [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) van de rechtspraak zijn oriëntatiepunten geformuleerd voor de straftoemeting bij overtreding van artikel 6 WVW. Nu verdachte zeer onvoorzichtig rijgedrag heeft vertoond, zoekt de rechtbank in beginsel aansluiting bij het oriëntatiepunt voor ernstige schuld met als gevolg zwaar lichamelijk letsel. Dat oriëntatiepunt is een taakstraf van 160 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 12 maanden.
De rechtbank overweegt het volgende. Zij neemt verdachte kwalijk dat hij door zijn gevaarlijke rijgedrag niet alleen zichzelf, maar ook anderen en meer specifiek [slachtoffer] die achterop zat in gevaar heeft gebracht, temeer nu zij extra kwetsbaar waren in het verkeer doordat zij op een snorfiets zaten en geen helm droegen. De omstandigheid dat verdachte een snorfiets bestuurde brengt wel met zich dat de impact van het ongeval voor de andere betrokken verkeersdeelnemer (de bedrijfsauto) minder is groot dan wanneer hij een auto had bestuurd.
Op het strafblad van verdachte staan geen recente overtredingen van de WVW 1994 en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is aan de orde.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van verdachte op de zitting. Alhoewel hij bij de politie nog stelde dat hij normaal had gereden en de schuld van het ongeval bij de bestelauto lag, heeft hij op zitting zijn verantwoordelijkheid genomen en verklaard dat zijn gedrag bij nader inzien gevaarlijk en daarmee onjuist was. Ook heeft hij ter zitting aangegeven dat hij inmiddels hulp krijgt. De rechtbank acht het van belang dat verdachte voldoende tijd en ruimte heeft voor deze hulpverlening.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 130 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden passend en geboden zijn.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 130 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
65 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 9 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 februari 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.