6.2Naderingssnelheid [merk auto]
De interpretatie van het inloopspoor van de [merk auto] […] verondersteld dat de naderingssnelheid van de [merk auto] (gering) hoger is dan de botssnelheid.
Uitgaande van een botssnelheid van 70 km/u., het blokkeerspoor van 5,5 meter en een vertraging van ongeveer 7 m/s2 is de naderingssnelheid (bij aanvang van het aangetroffen bandenspoor en bij de gekozen uitgangspunten) ongeveer 76 km/u.
Vermoedelijke toedracht
Uit onderzoek bleek dat het meest waarschijnlijke is dat de bestuurder van de [merk auto] het voor
hem geldende en roodlicht uitstralende verkeerslicht, had genegeerd. Uit het sporenonderzoek bleek tevens dat dit voertuig, anders dan deze bestuurder verklaarde, over de linker rijstrook voor het rechtdoor gaande verkeer had gereden. Tevens bleek dat de deze bestuurder de vrijwel zeker de maximum toegestane snelheid had overschreden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor betrokkene d.d. 8 maart 2019, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1], onder meer:
Op deze 2 maart 2019 reed ik als bijrijder samen met een vriend, genaamd [slachtoffer], van mij. [slachtoffer] zat achter het stuur van de auto. Op de kruising van wegen, Aldlansdyk, Langdeelstraat en Holwortel wilden wij linksaf slaan de Holwortel op. Voordat wij linksaf wilden slaan moesten wij wachten voor een verkeerlicht. Ik zag dat dit een driekleurig verkeerslicht betrof en voor ons rood uitstraalde. Wij hebben gewacht tot het verkeerslicht groen uitstraalde. Op het moment dat ik zag dat het verkeerslicht groen uitstraalde sloegen wij linksaf de Holwortel op. Omdat wij de Holwortel op wilde rijden keek ik deze straat al in. Op het moment dat wij op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer reden voelde en hoorde ik ineens een enorme klap.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 maart 2019, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], onder meer:
Op zaterdag 2 maart 2019 (…) Op de kruising van wegen Aldlânsdyk met de Langdeelstraat
en de Wortelhaven wilde ik linksaf slaan. Ik kwam, zoals gezegd uit de richting van
industrieterrein de Hemrik. Op de voornoemde kruising wilde ik voor mij links afslaan
de Holwortel op en sorteerde voor. Ik moest wachten voor een rood uitstralend driekleurig verkeerslicht. Voor mij stond een zilverkleurige [merk auto]. Ik was de tweede in de rij. Op het moment dat het verkeerslicht voor ons, links afslaand verkeer, groen uitstraalde reed ik, samen met de voornoemde zilverkleurig [merk auto] op. Op het moment dat de voornoemde [merk auto] de bocht maakte en over de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer reed zag ik een andere grijze auto tegemoetkomen. Ik zag dat deze auto ook de kruising op reed.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 moet vastgesteld worden dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van schuld gaat om het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld. Ook geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid.
Op 2 maart 2019 heeft er op de Aldlânsdyk te Leeuwarden een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte is als bestuurder van zijn personenauto in botsing gekomen met de auto bestuurd door [slachtoffer].
verkeerslichten
Verdachte reed over de Aldlânsdyk in de richting van de Anne Vondelingweg toen hij de kruising met de Holwortel en de Langdeelstraat naderde. De voorrang op deze kruising wordt geregeld door een verkeersregel-installatie. Verdachte was voornemens om op de kruising rechtdoor te rijden. Op het moment dat hij de kruising naderde reden op de weg vóór verdachte geen andere verkeersdeelnemers. In het rapport van de verkeersongevalsanalyse (hierna: VOA-rapport) is beschreven dat het verkeerslicht dat verdachte had, conflicteert met het verkeerslicht van het slachtoffer. Beide zijn niet tegelijkertijd groen. Aangever [slachtoffer], diens bijrijder [getuige 1] en de achter hen rijdende getuige [getuige 2] hebben eensluidend verklaard dat zij wachtten voor rood licht en de kruising pas opreden nadat zij groen licht hadden gekregen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de inhoud van deze verklaringen te twijfelen, mede omdat deze onafhankelijk van elkaar zijn afgelegd. Dat betekent dat verdachte rood licht moet hebben gehad. Anders dan de verdediging ingang wil doen vinden, volgt uit de verklaring van getuige [getuige 3] niet dat verdachte groen licht had. Getuige [getuige 3] reed op zijn fiets, parallel aan de rijrichting van verdachte. [getuige 3] heeft echter zelf het veronderstelde groene licht voor verdachte niet waargenomen. Hij heeft de klap van de botsing pas gehoord nadat hij met zijn fiets de kruising al was overgestoken. Uit het VOA-rapport volgt dat niet in alle gevallen het verkeerslicht dat deze getuige passeerde, tegelijk groen is met het verkeerslicht van verdachte. Wel conflicteert het verkeerslicht dat getuige [getuige 3] had, met het verkeerslicht van het verkeer dat vanuit de Hemrik de Holwortel oprijdt.
Gelet op de plaats waar getuige [getuige 3] zich bevond toen hij de klap hoorde, is het evenwel geenszins uitgesloten dat, nadat hij groen licht had gekregen, zijn licht weer op rood was gesprongen en het slachtoffer vervolgens groen licht had gekregen en de kruising is opgereden.
snelheid
Op de Aldlânsdyk te Leeuwarden geldt een maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur (verder: km/u). Verdachte heeft verklaard met een snelheid van 50 tot 60 km/u te hebben gereden. Uit het VOA-rapport volgt dat deze snelheden niet passen binnen het ongevalsverloop. De verbalisanten concluderen gemotiveerd dat de indicatieve botssnelheid was gelegen tussen ongeveer 70 en 80 km/u. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van die berekeningen van de VOA te twijfelen en zij neemt deze daarom over. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook harder gereden dan de toegestane snelheid van 50 km/u, namelijk ten minste 60 km/u.
Het slachtoffer trok vanuit stilstand op bij het verkeerslicht en uit de getuigenverklaringen volgt niet dat het slachtoffer heel snel optrok. Zijn snelheidsmeter is na het ongeval gevonden en geanalyseerd. Daaruit bleek dat de snelheidsmeter was vastgeslagen op ongeveer 30 km/u. De VOA heeft gemotiveerd geconcludeerd waarom deze stand betrouwbaar is. Het is de rechtbank niet gebleken, en evenmin is aannemelijk geworden, dat die snelheid van 30 km/u afweek van de werkelijke snelheid op het moment van de botsing. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat het slachtoffer reed met een snelheid van 30 km/u, zoals volgt uit de analyse in het VOA-rapport.
rijbaan
Verdachte heeft verklaard dat bij het naderen van de verkeerslichten zich geen andere verkeersdeelnemers voor hem op de weg bevonden. Uit het VOA-rapport volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte desondanks op de linkerrijbaan heeft gereden, terwijl daartoe geen noodzaak was. Er reden immers op dat moment geen andere verkeersdeelnemers.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door met te hoge snelheid te rijden en deze vervolgens onvoldoende aan te passen bij het naderen van de kruising, het negeren van het rode verkeerslicht en onnodig links rijden aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dat sprake is van schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
zwaar lichamelijk letsel
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, dient onder meer de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel te worden betrokken.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer], te weten zwaar gekneusde ribben, gekneusde blaas en nieren en gebroken rechter bekken als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat hij ruim een half jaar na het ongeval nog steeds veel beperkter dan voor het ongeval kan lopen, en dat het traplopen zo moeizaam ging dat dat aanleiding was om te verhuizen. Bij die stand van zaken is naar het oordeel van de rechtbank sprake van zwaar lichamelijk letsel.