ECLI:NL:RBNNE:2021:908

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
18/258657-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door negeren van verkeerslicht

Op 2 maart 2019 vond er een verkeersongeval plaats op de Aldlansdyk te Leeuwarden, waarbij de verdachte als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 60 km/u en negeerde een rood verkeerslicht, wat leidde tot een aanrijding met een andere auto. Het slachtoffer, dat op dat moment met een snelheid van ongeveer 30 km/u reed, liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder gebroken ribben en een gebroken bekken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat resulteerde in schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank nam de verklaringen van getuigen en het rapport van de verkeersongevallenanalyse in overweging, waaruit bleek dat de verdachte het voor hem geldende verkeerslicht had genegeerd. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank hield rekening met het lange tijdsverloop tussen het ongeval en de zitting, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/258657-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.J. Woltman, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2019 te Leeuwarden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Aldlansdyk
en toen bij het naderen van de kruising of splitsing van die weg, de Holwortel,
- welke weg bestond uit meerdere rijstroken en/of op welke weg een maximum
snelheid gold van 50 kilometer per uur -
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- door geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod
inhoudt: immers door niet te stoppen voor een - gezien verdachtes bereden
rijstrook en daarvoor geldend - driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde
en/of
- (daarbij) met een snelheid van (zeker) 60 kilometer per uur te rijden, althans een
te hoge snelheid aan te houden gezien de omstandigheden daar ter plaatse te
weten een kruispunt van meerdere wegen met verkeerslichten en/of door links te
rijden zonder noodzaak, althans - (eveneens) onvoldoende rechts te rijden,
ten gevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in
de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 maart 2019 te Leeuwarden als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, Aldlansdyk,
en toen bij het naderen van de kruising of splitsing van die weg, de Holwortel,
- welke weg bestond uit meerdere rijstroken en/of op welke weg een maximum
snelheid gold van 50 kilometer per uur -
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod
inhoudt, immers niet is gestopt voor een - gezien verdachtes bereden rijstrook en
daarvoor geldend - driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en/of
en/of
- (daarbij) een snelheid van (zeker) 60 kilometer per uur heeft gereden, althans een
te hoge snelheid ter plaatse heeft aangehouden en/of
-, en/of door links te rijden zonder noodzaak, althans onvoldoende rechts heeft
gereden/gehouden
waardoor, in elk geval mede waardoor een verkeersongeval is ontstaan, waarbij
letsel aan een persoon, te weten [slachtoffer], is ontstaan,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, waardoor een ongeval heeft plaatsgevonden dat aan de schuld van verdachte te wijten is. Door het ongeval heeft slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent met klem door een rood verkeerslicht te zijn gereden. Dat wordt bevestigd door getuige [getuige 3]. De omstandigheid dat drie andere personen, waaronder het slachtoffer, verklaren dat zij groen licht hebben gehad, dwingt niet tot de conclusie dat verdachte géén groen licht had.
Het rapport van de verkeersongevallenanalyse is gebrekkig opgemaakt waardoor tot een onjuiste en onzorgvuldige conclusie is gekomen. Er is geen onderzoek verricht naar de mogelijkheid van het gelijktijdig op groen licht staan van de verkeerslichten van [slachtoffer] en van de fietser [getuige 3]. Dit lijkt echter op basis van hun verklaringen het geval te zijn geweest, maar dat zou onmogelijk moeten zijn omdat de kans op een ongeval dan wordt vergroot.
Verder zijn in het onderzoek geen verschillende (bots)snelheden van het slachtoffer onderzocht. Er wordt vanuit gegaan dat de stand waarop de snelheidsmeter van de auto van het slachtoffer na het ongeval vast stond, betrouwbaar is, maar mogelijk was deze snelheidsmeter al defect ten tijde van het ongeval. Dat betekent dat de snelheid die verdachte had voordat hij zijn noodremming inzette, evenmin met voldoende precisie en zekerheid kan worden vastgesteld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 5 maart 2021 afgelegde verklaring, inhoudende, onder meer:
Ik heb op 2 maart 2019 een motorrijvoertuig bestuurd op de Aldlansdyk te Leeuwarden. Het was rustig op de weg. De weg voor mij was leeg.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor betrokkene d.d. 8 maart 2019, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019054249-1 d.d. 5 juli 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], onder meer:
Op deze zaterdag 2 maart 2019 reed ik in een [merk auto] samen met een vriend, genaamd [getuige 1], van mij over de Aldlansdyk van Leeuwarden. Ik was bestuurder en wij kwamen uit de richting van industrieterrein de Hemrik. Ik wilde op de kruising van wegen, Aldlansdyk, Holwortel en Langdeelstraat linksaf slaan de Holwortel op. Aangezien ik linksaf wilde slaan sorteerde ik voor in het voorsorteervak voor linksaf. Aldaar moest ik stoppen voor een op rood staand driekleurig verkeerslicht. Op het moment dat het verkeerslicht groen uitstraalde reed ik op en sloeg ik af. Op het moment dat ik vlak hierna reed op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer zag ik in mijn ooghoek een auto aan komen. Op dat
moment ging het allemaal erg snel en is een aanrijding ontstaan. Ik zag dat de auto waarmee ik een aanrijding kreeg uit de richting van het Drachtsterplein. Ik kan u vertellen dat ik letsel heb opgelopen door de aanrijding. Door de aanrijding heb ik onder andere zwaar gekneusde ribben, gekneusde blaas en nieren. Tevens zijn mijn rechter bekken gebroken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor betrokkene d.d. 11 oktober 2019, opgenomen in een aanvullend proces-verbaal bij voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], onder meer:
U vraagt mij wat mijn dagelijkse activiteiten zijn en hoe lang ik deze, ten gevolge
van het ongeval, niet heb kunnen uitvoeren. Ik kan u daar het volgende over
vertellen. Ik kan momenteel alleen kleine stukjes lopen, veel minder goed dan voor
het ongeval. Door het ongeval heb ik vaak paniek aanvallen en heb ik PTSS opgelopen
en her beleef ik het ongeluk vaak. Hiervoor krijg ik EMDR therapie. Door het ongeval
kan ik mijn dochter niet meer uit bed tillen. Dit kon ik voor het ongeval wel.
Mede omdat ik mijn dochter niet meer kan optillen kan ik niet alleen zijn met mijn
kinderen en heeft mijn vrouw ontslag genomen bij haar werkgever. Dit om zo voor mij
en mijn kinderen te kunnen zorgen. Omdat ik moeilijk kan lopen zijn wij verhuisd. Wij
woonden namelijk in een bovenwoning. Dit was, gezien het feit dat ik niet goed meer
kan traplopen, niet meer te doen. Ik krijg momenteel elke week fysiotherapie om beter
te kunnen bewegen. Ik heb dus nog elke dag last van het ongeval.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verkeersongevalsanalyse d.d. 16 mei 2019, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant(en), onder meer:
De ongevalslocatie bevond zich op het kruisingsvlak van de wegen Aldlansdyk, de aan de
rechterzijde aansluitende Holwortel en aan de linkerzijde het Langdeel. De botsing vond plaats op de rijbaan van de Aldlansdyk. Deze rijbaan was verdeeld in 4 rijstroken. Van links naar rechts betrof dit respectievelijk de rijstrook voor linksaf verkeer richting Langdeel gevolgd door 2 rijstroken voor het verkeer rechtdoor richting Anne Vondelingweg en de rechter rijstrook was bestemd voor het verkeer rechtsaf gaan richting Holwortel.
Beknopte ongevalsbeschrijving
De bestuurder van voertuig 1, hierna [merk auto] genoemd, reed over de Aldlansdyk in de richting van de Anne Vondelingweg. De bestuurder van voertuig 2, hierna [merk auto] genoemd, reed over de Aldlansdyk in de richting van het Drachtsterplein. Gekomen bij genoemde kruising was de bestuurder van de [merk auto] voornemens rechtdoor te rijden. De bestuurder van de [merk auto] was voornemens om linksaf te slaan om zijn weg in de richting van de Holwortel te vervolgen. Betrokkenen kwam op het kruisingsvlak met elkaar in botsing. Als gevolg hiervan raakte de bestuurder van de [merk auto] gewond.
De naderingssnelheid van de betrokken [merk auto] was zeker sneller dan 60 km/u. De ter
plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/h. is zeker overschreden.
De snelheidsmeter van voertuig ([merk auto] SW) stond “vast” op ongeveer 30 km/u. Dit “vast” staan van de snelheidsmeter kon ontstaan doordat het voertuig, als gevolg van de botsing, plotseling stroomloos werd. Bij een nader onderzoek door collega, [verbalisant] bleek dat de stappenmotor van deze snelheidsmeter van het merk Paragon was. Het is bekend dat deze stappenmotor relatief een grote weerstand kent. Derhalve is deze stand betrouwbaar.
Het betrof een voertuigafhankelijke verkeersregeling.
[…]
5.1
Rijrichting en signaalgroep
Gelet op de verkaringen van betrokken bestuurders bleek dat de [merk auto] over signaalgroep 08 moet hebben gereden. Betrokken [merk auto] moet over signaal groep 03 hebben gereden. Beide signaalgroepen zijn conflicterd. Dit betekend dat deze niet tegelijk groen of geel licht kunnen hebben. Tussen beide signaalgroepen gelden zogenaamde ontruimingstijden. Vertaald naar de rijrichting van betrokkenen betekend dat op het moment dat de signaalgroep 08 op rood gaat, meteen signaalgroep 03 groen krijgt. Deze ontruimingstijd is 0,0 seconde. Andersom geld een ontruimingstijd van 2,0 seconde.
5.2
Analyse
Omdat het een voertuigafhankelijke verkeersregeling betrof en er geen opslag van data afkomstig van de detectielussen plaatsvond moet voor het beantwoorden van de vraag of en zo ja wie van betrokken het voor hem geldende roodlicht uitstralende lantaarn had genegeerd, steun worden gezocht bij de verklaringen van betrokkenen. Er waren 2 onafhankelijke “getuigen”. Dit waren de fietser ([getuige 3]) en de automobilist die achter de [merk auto] stond, zijnde getuige [getuige 2]. De fietser had, blijkens zijn verklaring niet de lantaarn geldend voor de [merk auto] bestuurder gezien. Gelet op de door hem verklaarde positie, kon hij die lantaarn ook niet waarnemen. Hij fietste parallel aan de rijrichting van de [merk auto] en verklaarde dat hij, als fietser, groen licht kreeg. Uit de verkeersregeling bleek dat zijn fietsrichting (signaalgroep 24.1) tegelijk of kort daarvoor of kort daarna met signaalgroep 08 groen licht kan krijgen. Dit is echter niet per definitie altijd het geval. Dit is onder andere afhankelijk van het overig verkeersaanbod en de keuze die het regelprogramma maakt. Wel blijkt uit de regeling dat signaalgroep 03 ([merk auto]), een garantie groen tijd heeft van 5 seconden een garantie geel tijd van 3 dit samen met de ontruimingstijd van 2 seconden betekend dit dat signaalgroep 08 ([merk auto]) dan minimaal 10 seconden rood heeft. Dit betekend dat indien de [merk auto] groen licht krijgt, het minimaal 10 seconden duurt voordat de [merk auto] groen krijgt. De bestuurder (getuige [getuige 2]) verklaarde eensluidend met de bestuurder en passagier van betrokken [merk auto]. Op basis van deze verklaringen is het onwaarschijnlijk dat de [merk auto] meer dan 10 seconden erover doet om de botsplaats te bereiken. Het scenario dat de [merk auto] mogelijk eerst groen licht krijgt en 10 seconden later de [merk auto] waarna dan pas het ongeval plaatsvond, is derhalve onwaarschijnlijk.
5.3
Conclusie
Op basis van de verklaringen en hun waarneming is het meest waarschijnlijk dat de bestuurder van de [merk auto] het voor hem geldende en roodlicht uitstralende lantaarn, had genegeerd.
6.1
PC-Crash
Om een indruk te verkrijgen van de botssnelheid(heden) werd een simulatie gemaakt in het computersimulatieprogramma, PC-Crash versie 11.1. […] Het programma wordt internationaal gebruikt voor verkeersongevallenonderzoek en is gevalideerd. Uit dit onderzoek (berekeningen) is gebleken dat de snelheid ten tijde van de botsing voor wat betreft de [merk auto], past bij de stand van de snelheidsmeter van ongeveer 30 km/u. De botssnelheid van de [merk auto] kan rond deze snelheid hebben gelegen.
Voor wat betreft de [merk auto] werd allereerst onderzocht of de door hem verklaarde snelheid van ongeveer 50 a 60 km/u. past bij de schades en uitloopbewegingen van de voertuigen. Dit bleek niet mogelijk te zijn.
Onderstaande schermafdruk van het programma toont de eindposities van de voertuigen
indien de [merk auto] 60 km/u. en de [merk auto] 30 km/u. had gereden op het moment van botsen. De
[merk auto] (rode model voertuig), heeft bij 60 ongeveer een verplaatsing (zwaartepunt) van
ongeveer 5,5 meter in plaats van de werkelijke 11,3 meter.
Nu uit het eerste onderzoek bleek dat de door de door de [merk auto] verklaarde snelheden niet passen binnen het ongevals verloop, is binnen redelijke grenzen onderzocht, wat de mogelijke botssnelheid zou kunnen zijn geweest.
[merk auto]:
De mogelijke botssnelheid van de [merk auto], ook wel indicatieve botssnelheid genoemd, was gelegen tussen de (ongeveer) 70 en 80 km/u.
[merk auto]:
De mogelijk botssnelheid van de [merk auto], was zeer waarschijnlijk gelegen rond de 30 km/u.
6.2
Naderingssnelheid [merk auto]
De interpretatie van het inloopspoor van de [merk auto] […] verondersteld dat de naderingssnelheid van de [merk auto] (gering) hoger is dan de botssnelheid.
Uitgaande van een botssnelheid van 70 km/u., het blokkeerspoor van 5,5 meter en een vertraging van ongeveer 7 m/s2 is de naderingssnelheid (bij aanvang van het aangetroffen bandenspoor en bij de gekozen uitgangspunten) ongeveer 76 km/u.
Vermoedelijke toedracht
Uit onderzoek bleek dat het meest waarschijnlijke is dat de bestuurder van de [merk auto] het voor
hem geldende en roodlicht uitstralende verkeerslicht, had genegeerd. Uit het sporenonderzoek bleek tevens dat dit voertuig, anders dan deze bestuurder verklaarde, over de linker rijstrook voor het rechtdoor gaande verkeer had gereden. Tevens bleek dat de deze bestuurder de vrijwel zeker de maximum toegestane snelheid had overschreden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor betrokkene d.d. 8 maart 2019, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1], onder meer:
Op deze 2 maart 2019 reed ik als bijrijder samen met een vriend, genaamd [slachtoffer], van mij. [slachtoffer] zat achter het stuur van de auto. Op de kruising van wegen, Aldlansdyk, Langdeelstraat en Holwortel wilden wij linksaf slaan de Holwortel op. Voordat wij linksaf wilden slaan moesten wij wachten voor een verkeerlicht. Ik zag dat dit een driekleurig verkeerslicht betrof en voor ons rood uitstraalde. Wij hebben gewacht tot het verkeerslicht groen uitstraalde. Op het moment dat ik zag dat het verkeerslicht groen uitstraalde sloegen wij linksaf de Holwortel op. Omdat wij de Holwortel op wilde rijden keek ik deze straat al in. Op het moment dat wij op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer reden voelde en hoorde ik ineens een enorme klap.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 maart 2019, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], onder meer:
Op zaterdag 2 maart 2019 (…) Op de kruising van wegen Aldlânsdyk met de Langdeelstraat
en de Wortelhaven wilde ik linksaf slaan. Ik kwam, zoals gezegd uit de richting van
industrieterrein de Hemrik. Op de voornoemde kruising wilde ik voor mij links afslaan
de Holwortel op en sorteerde voor. Ik moest wachten voor een rood uitstralend driekleurig verkeerslicht. Voor mij stond een zilverkleurige [merk auto]. Ik was de tweede in de rij. Op het moment dat het verkeerslicht voor ons, links afslaand verkeer, groen uitstraalde reed ik, samen met de voornoemde zilverkleurig [merk auto] op. Op het moment dat de voornoemde [merk auto] de bocht maakte en over de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer reed zag ik een andere grijze auto tegemoetkomen. Ik zag dat deze auto ook de kruising op reed.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 moet vastgesteld worden dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van schuld gaat om het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld. Ook geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid.
Op 2 maart 2019 heeft er op de Aldlânsdyk te Leeuwarden een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte is als bestuurder van zijn personenauto in botsing gekomen met de auto bestuurd door [slachtoffer].
verkeerslichten
Verdachte reed over de Aldlânsdyk in de richting van de Anne Vondelingweg toen hij de kruising met de Holwortel en de Langdeelstraat naderde. De voorrang op deze kruising wordt geregeld door een verkeersregel-installatie. Verdachte was voornemens om op de kruising rechtdoor te rijden. Op het moment dat hij de kruising naderde reden op de weg vóór verdachte geen andere verkeersdeelnemers. In het rapport van de verkeersongevalsanalyse (hierna: VOA-rapport) is beschreven dat het verkeerslicht dat verdachte had, conflicteert met het verkeerslicht van het slachtoffer. Beide zijn niet tegelijkertijd groen. Aangever [slachtoffer], diens bijrijder [getuige 1] en de achter hen rijdende getuige [getuige 2] hebben eensluidend verklaard dat zij wachtten voor rood licht en de kruising pas opreden nadat zij groen licht hadden gekregen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de inhoud van deze verklaringen te twijfelen, mede omdat deze onafhankelijk van elkaar zijn afgelegd. Dat betekent dat verdachte rood licht moet hebben gehad. Anders dan de verdediging ingang wil doen vinden, volgt uit de verklaring van getuige [getuige 3] niet dat verdachte groen licht had. Getuige [getuige 3] reed op zijn fiets, parallel aan de rijrichting van verdachte. [getuige 3] heeft echter zelf het veronderstelde groene licht voor verdachte niet waargenomen. Hij heeft de klap van de botsing pas gehoord nadat hij met zijn fiets de kruising al was overgestoken. Uit het VOA-rapport volgt dat niet in alle gevallen het verkeerslicht dat deze getuige passeerde, tegelijk groen is met het verkeerslicht van verdachte. Wel conflicteert het verkeerslicht dat getuige [getuige 3] had, met het verkeerslicht van het verkeer dat vanuit de Hemrik de Holwortel oprijdt.
Gelet op de plaats waar getuige [getuige 3] zich bevond toen hij de klap hoorde, is het evenwel geenszins uitgesloten dat, nadat hij groen licht had gekregen, zijn licht weer op rood was gesprongen en het slachtoffer vervolgens groen licht had gekregen en de kruising is opgereden.
snelheid
Op de Aldlânsdyk te Leeuwarden geldt een maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur (verder: km/u). Verdachte heeft verklaard met een snelheid van 50 tot 60 km/u te hebben gereden. Uit het VOA-rapport volgt dat deze snelheden niet passen binnen het ongevalsverloop. De verbalisanten concluderen gemotiveerd dat de indicatieve botssnelheid was gelegen tussen ongeveer 70 en 80 km/u. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van die berekeningen van de VOA te twijfelen en zij neemt deze daarom over. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook harder gereden dan de toegestane snelheid van 50 km/u, namelijk ten minste 60 km/u.
Het slachtoffer trok vanuit stilstand op bij het verkeerslicht en uit de getuigenverklaringen volgt niet dat het slachtoffer heel snel optrok. Zijn snelheidsmeter is na het ongeval gevonden en geanalyseerd. Daaruit bleek dat de snelheidsmeter was vastgeslagen op ongeveer 30 km/u. De VOA heeft gemotiveerd geconcludeerd waarom deze stand betrouwbaar is. Het is de rechtbank niet gebleken, en evenmin is aannemelijk geworden, dat die snelheid van 30 km/u afweek van de werkelijke snelheid op het moment van de botsing. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat het slachtoffer reed met een snelheid van 30 km/u, zoals volgt uit de analyse in het VOA-rapport.
rijbaan
Verdachte heeft verklaard dat bij het naderen van de verkeerslichten zich geen andere verkeersdeelnemers voor hem op de weg bevonden. Uit het VOA-rapport volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte desondanks op de linkerrijbaan heeft gereden, terwijl daartoe geen noodzaak was. Er reden immers op dat moment geen andere verkeersdeelnemers.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door met te hoge snelheid te rijden en deze vervolgens onvoldoende aan te passen bij het naderen van de kruising, het negeren van het rode verkeerslicht en onnodig links rijden aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dat sprake is van schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
zwaar lichamelijk letsel
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, dient onder meer de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel te worden betrokken.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer], te weten zwaar gekneusde ribben, gekneusde blaas en nieren en gebroken rechter bekken als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat hij ruim een half jaar na het ongeval nog steeds veel beperkter dan voor het ongeval kan lopen, en dat het traplopen zo moeizaam ging dat dat aanleiding was om te verhuizen. Bij die stand van zaken is naar het oordeel van de rechtbank sprake van zwaar lichamelijk letsel.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 2 maart 2019 te Leeuwarden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Aldlânsdyk, welke weg bestond uit meerdere rijstroken en op welke weg een maximum snelheid gold van 50 kilometer per uur, bij het naderen van de kruising of splitsing van die weg met de Holwortel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend:
- geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een verbod inhoudt door niet te stoppen voor een voor verdachtes bereden rijstrook geldend driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en
- daarbij met een snelheid van zeker 60 kilometer per uur te rijden en door links te
rijden zonder noodzaak,
ten gevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden
waardoor een ander genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met 60 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging deze te beperken tot een geheel voorwaardelijke geldboete of taakstraf. Verdachte heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met het tijdverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto met te hoge snelheid onnodig links rijdend, door onoplettendheid een rood verkeerslicht genegeerd waardoor een ongeval heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer is hierdoor ernstig gewond geraakt. Verdachte heeft met zijn verkeersgedrag de verkeersveiligheid geschonden. Het ongeval heeft grote gevolgen gehad voor het slachtoffer.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) tot uitgangspunt genomen. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer geldt als oriëntatiepunt een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie van 29 januari 2019 geen relevante veroordelingen voor strafbare feiten heeft.
Ten slotte heeft de rechtbank ten voordele van verdachte rekening gehouden met het lange tijdverloop tussen het ongeval en de zitting.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 80 uren en een voorwaardelijke rijontzegging gedurende 6 maanden, met een proeftijd van 1 jaar, passend zijn en dat oplegging daarvan geboden is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 6 maanden
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op één jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitter, mr. K. Post en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 maart 2021.
mr. B.F. Hammerle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.