In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 15 februari 2023, staat de toekenning van een bijstandsuitkering in de vorm van een geldlening centraal. Eiser, die een bijstandsuitkering had aangevraagd, kreeg van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers een bijstandsuitkering toegekend met ingang van 26 oktober 2020, maar deze werd verstrekt als een geldlening. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, omdat hij vond dat hij niet onterecht had ingeteerd op zijn vermogen door zijn studieschuld bij DUO af te lossen. De rechtbank behandelde de zaak op 18 januari 2023, waarbij eiser aanwezig was, maar zijn gemachtigde zich had afgemeld.
De rechtbank oordeelde dat Baanbrekers in redelijkheid had kunnen besluiten om de bijstandsuitkering in de vorm van een geldlening te verstrekken. De rechtbank stelde vast dat eiser een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid had getoond door zijn studieschuld af te lossen, terwijl hij wist dat hij hierdoor vervroegd een beroep op bijstand moest doen. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat zijn terugbetaling van de studieschuld een noodzakelijke keuze was, en de rechtbank vond dat de onderliggende motieven van de terugbetaling niet relevant waren voor de beoordeling van de bijstandsverlening.
De rechtbank concludeerde dat Baanbrekers bevoegd was om de bijstandsverlening in de vorm van een geldlening te verstrekken op basis van de Participatiewet. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.