ECLI:NL:RBZWB:2022:998

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
BRE-21_4742_4803
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 28 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij de belastingplichtige, vertegenwoordigd door een gemachtigde, een tweede bezwaarschrift had ingediend tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De aanslagen waren eerder al behandeld, en de inspecteur van de Belastingdienst had het tweede bezwaarschrift als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank. De belastingplichtige was griffierecht verschuldigd, maar de griffier had geconstateerd dat dit griffierecht niet was ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de griffier de gemachtigde had geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en dat er een mogelijkheid was voor niet-ontvankelijkverklaring indien het griffierecht niet tijdig zou worden betaald. Aangezien het griffierecht niet was ontvangen, heeft de rechtbank de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn aangetekend geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 21/4742 en 21/4803

uitspraak van 28 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen
[gemachtigde]die heeft gesteld beroep het beroepschrift te hebben ingediend namens
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

[gemachtigde] (hierna: de gesteld gemachtigde) heeft een tweede bezwaarschrift ingediend betreffende de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke Zorgverzekeringswet 2018 met aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2] en de bij beschikking opgelegde boete van [belanghebbende] (hierna: de belastingplichtige). Omdat er reeds uitspraak op bezwaar is gedaan, is dit tweede bezwaarschrift door de inspecteur aangemerkt als een beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank omdat de rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen. Voor dit beroep is de belastingplichtige eenmaal griffierecht verschuldigd van € 49. De griffier heeft de gesteld gemachtigde daarover schriftelijk geïnformeerd.
De griffier heeft de gesteld gemachtigde in een aangetekende brief van 10 december 2021 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De brief vermeldt dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van de brief is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door de gesteld gemachtigde opgegeven adres.
Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht niet is ontvangen. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 28 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.