Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zaaknummers BRE 21/4742 en 21/4803
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 28 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij de belastingplichtige, vertegenwoordigd door een gemachtigde, een tweede bezwaarschrift had ingediend tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De aanslagen waren eerder al behandeld, en de inspecteur van de Belastingdienst had het tweede bezwaarschrift als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank. De belastingplichtige was griffierecht verschuldigd, maar de griffier had geconstateerd dat dit griffierecht niet was ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de griffier de gemachtigde had geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en dat er een mogelijkheid was voor niet-ontvankelijkverklaring indien het griffierecht niet tijdig zou worden betaald. Aangezien het griffierecht niet was ontvangen, heeft de rechtbank de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn aangetekend geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.