ECLI:NL:RBZWB:2022:993

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
BRE-21_4676
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift inzake verminderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018

In deze zaak heeft de belanghebbende een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot de verminderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De uitspraak op bezwaar dateert van 10 juni 2021. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, wat betekent dat de termijn eindigde op 22 juli 2021. Het beroepschrift is echter pas op 2 november 2021 door de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de wetsartikelen over beroepstermijnen dwingend zijn en dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen, tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De belanghebbende heeft aangevoerd dat zij eerst wilde wachten op resultaten van klachten die zij had ingediend bij verschillende ministeries en de Belastingdienst. De rechtbank oordeelt echter dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van het beroepschrift en dat het wachten op resultaten van klachten niet rechtvaardigt dat zij de beroepstermijn heeft overschreden.

De rechtbank concludeert dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar is en verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op 28 februari 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/4676
uitspraak van 28 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , [land] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de verminderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018 met aanslagnummer [aanslagnummer] .
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 10 juni 2021. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 22 juli 2021. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift is op 2 november 2021 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet tijdig ingediend.
De wetsartikelen over beroepstermijnen zijn dwingend van aard. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij klachten heeft ingediend bij het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Gezondheid, het CAK en bij de Belastingdienst en zij eerst wilde wachten tot zij ergens resultaat kon bereiken en de rechtbank daarover kon berichten.
Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het bewaken van de beroepstermijn en voor het tijdig indienen van een beroepschrift. Dat belanghebbende eerst wilde wachten in verband met de ingediende klachten maakt niet dat zij redelijkerwijs niet in staat is geweest tijdig een beroepschrift – desnoods ongemotiveerd ter veiligstelling van de termijn – in te dienen. De rechtbank is daarom van oordeel dat wat belanghebbende aanvoert de overschrijding niet verschoonbaar maakt. Het beroep is dan ook kennelijk-niet ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 28 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.