ECLI:NL:RBZWB:2022:993
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift inzake verminderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018
In deze zaak heeft de belanghebbende een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot de verminderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De uitspraak op bezwaar dateert van 10 juni 2021. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, wat betekent dat de termijn eindigde op 22 juli 2021. Het beroepschrift is echter pas op 2 november 2021 door de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wetsartikelen over beroepstermijnen dwingend zijn en dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen, tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De belanghebbende heeft aangevoerd dat zij eerst wilde wachten op resultaten van klachten die zij had ingediend bij verschillende ministeries en de Belastingdienst. De rechtbank oordeelt echter dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van het beroepschrift en dat het wachten op resultaten van klachten niet rechtvaardigt dat zij de beroepstermijn heeft overschreden.
De rechtbank concludeert dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar is en verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op 28 februari 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.