In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, [eiseres], en gedaagde, [gedaagde]. Eiseres vorderde een verbod op het gebruik en de verspreiding van camerabeelden die door gedaagde waren opgeslagen en gedeeld. De zaak draait om de onrechtmatige toegang van gedaagde tot een videocamera die in de slaapkamer van de minderjarige zoon van eiseres was geïnstalleerd. Gedaagde, de moeder van eiseres, had zich toegang verschaft tot de camera en beelden opgeslagen, die zij vervolgens met derden deelde. Eiseres stelde dat dit een inbreuk op haar privacy en die van haar kind vormde, en vorderde onder andere dat gedaagde de beelden zou verwijderen en niet verder zou verspreiden.
De rechtbank oordeelde dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld door de camerabeelden te bekijken en te delen, wat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eiseres betekende. De voorzieningenrechter erkende het spoedeisend belang van eiseres bij het gevorderde verbod en de dwangsommen, omdat eiseres niet kon verifiëren of de beelden daadwerkelijk waren verwijderd. De vordering tot betaling van een voorschot op immateriële schadevergoeding werd echter afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat er een spoedeisend belang was voor deze vordering. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.
De voorzieningenrechter heeft gedaagde bevolen de beelden binnen één dag na betekening van het vonnis te verwijderen, met een dwangsom van € 1.000,00 per dag(deel) bij niet-naleving, en heeft ook een verbod opgelegd op het openbaar maken van het beeldmateriaal, met een dwangsom van € 5.000,00 per keer bij niet-naleving.