Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, die in 2014 door de Kamer van Koophandel is ontbonden, had bezwaar gemaakt tegen een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2014, alsook tegen een vergrijpboete en belastingrente. De inspecteur had de navorderingsaanslag vastgesteld op € 30.000, met een vergrijpboete van € 3.000 en belastingrente van € 2.204. Tijdens de zitting op 9 februari 2022 is de belanghebbende niet verschenen, ondanks een correcte uitnodiging. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de belanghebbende niet-ontvankelijk is in haar beroep, omdat zij na de ontbinding niet meer in staat was rechtshandelingen te verrichten, waaronder het instellen van beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de niet-ontvankelijkheid te heroverwegen, ook niet in het licht van mogelijke schadevergoedingen die na de ontbinding aan de belanghebbende zouden kunnen toekomen. De rechtbank heeft de zaak afgesloten zonder inhoudelijke behandeling van het geschil en zonder proceskostenveroordeling.